TRENDS IN TRIALS

BLAST-trial: fase II-studie naar de effectiviteit van blinatumomab bij MRD-positieve B-ALL na behandeling voor recidief B-ALL

NTVH - 2012, nummer 8, december 2012

dr. A.W. Rijneveld , prof. dr. J.J. Cornelissen

Samenvatting

Indien na behandeling van een acute lymfatische leukemie (ALL) er nog minimale restziekte aantoonbaar is, is dit vaak geassocieerd met een slechte overleving. Patiënten met een recidief ALL hebben een nog slechtere prognose. Blinatumomab is een bispecifiek antilichaam dat B- en T-cellen met elkaar linkt, wat resulteert in een T-celactivatie en een cytotoxische respons gericht tegen CD19-positieve leukemiecellen. Patiënten met een recidief B-ALL die een re-inductiebehandeling hebben gehad en een complete hematologische remissie hebben bereikt, maar waar nog minimale restziekte aantoonbaar is door middel van moleculaire analyse, kunnen worden geïncludeerd in de BLAST-trial. Zij worden dan behandeld met blinatumomab. Indien zij in aanmerking komen voor allogene stamceltransplantatie kunnen zij na 1 tot 4 cycli hiermee doorgaan. Als zij niet in aanmerking komen voor allogene stamceltransplantatie worden in het totaal 4 cycli gegeven. Indien u een geschikte patiënt heeft, neem dan voor start van de behandeling van de recidief B-ALL contact op met Jan Cornelissen of Anita Rijneveld in het Erasmus MC, Rotterdam.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:339–42)

Lees verder

Effectiviteit en veiligheid van thuisbehandeling van patiënten met longembolie volgens de Hestiabenadering of de Hestia-benadering plus proBNP: de Vesta-Studie

NTVH - 2012, nummer 6, september 2012

dr. P.L. den Exter , dr. H.V. Huisman

Samenvatting

Inleiding: Verschillende onderzoeken naar thuisbehandeling van longembolie suggereren dat dit veilig en effectief is bij een groep patiënten met laag risico op complicaties. Er is echter veel discussie over de manier waarop die risicostratificatie moet worden uitgevoerd. In de afgelopen jaren zijn verschillende manieren van risicostratificatie gepresenteerd. De prospectieve gegevens over bij welke benadering de meeste patiënten veilig thuis kunnen worden behandeld in het geval van longembolie ontbreken echter.

Doel: Aantonen dat risicostratificatie voor thuisbehandeling van longembolie even veilig is met de Hestia-regel alleen ten opzichte van de Hestia-regel aangevuld met NT-proBNP-bepaling.

Patiënten en methoden: In de Vesta-studie wordt gerandomiseerd tussen de Hestia-beslisregel met of zonder NT-proBNP-bepaling. Patiënten met acute longembolie ouder dan 18 jaar, die geschikt zijn voor thuisbehandeling met laagmoleculairgewichtheparine zullen worden gerandomiseerd. De patiënten die volgens de Hestia-regel niet geschikt zijn voor thuisbehandeling, worden opgenomen in het ziekenhuis. Aan hen zal toestemming worden gevraagd voor opslag van veneus bloed. De patiënten die volgens de Hestia-regel geschikt zijn voor thuisbehandeling worden gerandomiseerd tussen wel (groep A) of geen (groep B) acute bepaling van NT-proBNP. In groep A worden de patiënten met een hoog NT-proBNP behandeld in het ziekenhuis, terwijl patiënten met een laag NT-proBNP thuis worden behandeld. In groep B wordt iedereen thuis behandeld. Het primaire eindpunt is het verschil tussen de groepen in 30 dagen ‘adverse outcome’, waaronder intensivecare-opnames en aan longembolie en bloeding gerelateerde mortaliteit. Recidief veneuze trombo-embolie, grote bloedingen en mortaliteit door alle oorzaken vormen een secundaire uitkomstmaat. Om aan te tonen dat de Hestia-regel alleen non-inferieur is aan de Hestiaregel plus een NT-proBNP-bepaling, zijn 530 patiënten nodig.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:246–8)

Lees verder

HOVON 109: de effectiviteit en veiligheid van eerstelijnsbehandeling van chronische lymfatische leukemie met chloorambucil, rituximab en lenalidomide bij oudere patiënten en patiënten met comorbiditeit; een fase I/II-studie

NTVH - 2012, nummer 5, july 2012

prof. dr. A.P. Kater , dr. M.E.D. Chamuleau , dr. W.E.F.M. Posthuma , dr. M.R. Schipperus , M. Spiering , prof. dr. M.H.J. van Oers

Samenvatting

Voor oudere (≥65 jaar) en kwetsbare onbehandelde patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) en behandelindicatie is sinds jaren monotherapie chloorambucil de behandeling van keuze. Dit in tegenstelling tot jongere en fitte patiënten bij wie de behandelmogelijkheden de laatste jaren sterk zijn veranderd, met als gevolg langdurige progressievrije overleving en mogelijk verbeterde totale overleving. Meerdere studies hebben echter aangetoond dat deze behandelregimes, bestaande uit combinatie-immuunchemotherapie, bij oudere en kwetsbare patiënten tot sterk verhoogde toxiciteit leidt. Ondanks duidelijke voordelen van chloorambucil voor deze patiëntengroep is het als monotherapie niet zeer effectief. Hoewel combinatietherapie met rituximab een verbetering op de totale respons laat zien, zijn complete remissies zeer zeldzaam, wat resulteert in een progressievrije overleving van minder dan 2 jaar. Voor de grote groep oudere en kwetsbare CLL-patiënten is duidelijke verbetering van behandelmogelijkheden nodig. In de HOVON 109-studie wordt een combinatie van chloorambucil, rituximab en lenalidomide getest met als hypothese dat deze combinatie van 3 middelen een verdere verbetering van de respons induceert met als gevolg een verlengde progressievrije overleving.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:197–201)

Lees verder

HOVON 110: ReBeL-studie: een gerandomiseerde fase I/II-studie naar de effectiviteit en veiligheid van behandeling met lenalidomide en rituximab, met of zonder bendamustine, bij volwassen patiënten met recidief folliculair lymfoom

NTVH - 2012, nummer 2, march 2012

prof. dr. M.J. Kersten , dr. J.K. Doorduijn , prof. dr. D. de Jong , dr. J.M. Zijlstra , drs. W. Ghidey , M. Spiering , M. Steijaert , I. Meulendijks , prof. dr. A. Hagenbeek

Samenvatting

Hoewel de overleving van patiënten met folliculair lymfoom de laatste jaren aanzienlijk is verbeterd, zijn er tot op heden geen curatieve mogelijkheden. De standaardbehandeling in de eerste lijn bestaat uit immuunchemotherapie, in Nederland meestal rituximab (R) in combinatie met CVP (cyclofosfamide, vincristine, prednison). Een standaard tweedelijnsbehandeling ontbreekt. Recent zijn in Duitsland 2 grote gerandomiseerde studies gedaan, waarbij in de eerste lijn R-bendamustine superieur bleek aan R-CHOP, en in de tweede lijn R-bendamustine superieur aan R-fludarabine. Daarnaast zijn veelbelovende resultaten bekend geworden van behandeling met rituximab in combinatie met het immuunmodulatoire middel lenalidomide. De HOVON110-ReBeL-studie is een fase I/II-studie. In het fase I-gedeelte wordt de haalbaarheid van de combinatie rituximab, bendamustine en lenalidomide op 4 dosisniveaus bestudeerd bij patiënten met recidief folliculair lymfoom. Op basis van toxiciteit wordt het optimale dosisniveau voor deze middelen bepaald. Vervolgens wordt een gerandomiseerd fase II-onderzoek uitgevoerd met in de ene groep rituximab en lenalidomide, en in de andere groep rituximab, bendamustine en lenalidomide. Beide (experimentele) groepen worden vervolgens ieder afzonderlijk beoordeeld op effectiviteit en toxiciteit, op basis waarvan de meest veelbelovende groep zal worden geselecteerd voor een hierop volgende fase III-studie.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:71–5)

Lees verder

De RESIST-studie: behandeling van een veneuze trombo-embolie tijdens antistollingstherapie

NTVH - 2012, nummer 1, january 2012

dr. J. van Es , dr. V.E.A. Gerdes , prof. dr. P.W. Kamphuisen

Samenvatting

Voor zowel een eerste als een herhaalde episode van een veneuze trombo-embolie (VTE) zijn anticoagulantia, zoals vitamine-K-antagonisten en laagmoleculairgewichtheparines bewezen effectief. Desondanks krijgt ongeveer 3–6% van de patiënten toch een nieuwe trombose tijdens antistollingsbehandeling. In het bijzonder patiënten met een onderliggende maligniteit hebben een hoger risico op het ontwikkelen van een VTE tijdens antistolling. Helaas hebben patiënten met een maligniteit ook een verhoogd risico op een bloeding ten gevolge van de behandeling vergeleken met patiënten zonder maligniteit.

De optimale behandeling van patiënten die een recidief trombose ontwikkelen tijdens behandeling met antistolling is onbekend. Met de RESIST-studie hopen we door middel van een anonieme vragenlijst voor de behandelende artsen te inventariseren hoe in de praktijk wordt omgegaan met deze categorie patiënten. Belangrijk aspect van deze studie is dat de behandelaar vrij is in de keuze van antistollingstherapie. Wij geven wel als ondersteuning verschillende mogelijkheden, die voor de studie niet verplicht hoeven te worden gevolgd. Na 3 maanden volgt een telefonische follow-up van de patiënt om eventuele nieuwe recidieven of bloedingen te inventariseren.

Wij schatten dat ongeveer 100 patiënten nodig zijn voor deze prospectieve, observationele cohortstudie om enerzijds risicofactoren voor het ontwikkelen van een recidief trombose te bekijken en om anderzijds beter inzicht te krijgen in de optimale behandeling van patiënten met een VTE tijdens antistolling.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:29–31)

Lees verder