OVERZICHTSARTIKELEN

Pelger-Huët

NTVH - 2014, nummer 7, october 2014

dr. M.J. Vos , dr. P.A. Kramer

Samenvatting

Het Pelger-Huët-fenomeen (PHF) wordt gekenmerkt door een afwijking in de segmentatie van neutrofiele, basofiele en eosinofiele granulocytenkernen. Naast de gevonden afwijkingen bij de congenitale vorm van PHF kan hyposegmentatie van de kern tevens worden gevonden gedurende infecties en bij de verworven vorm van PHF, pseudo-Pelger-Huët. De kernafwijking wordt in de congenitale vorm veroorzaakt door verlaagde expressie van het lamine-B-receptoreiwit, dat een structurele rol heeft in de verbinding tussen het binnenste kernmembraan en het chromatine.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:289–93)

Lees verder

Hoe om te gaan met M-proteïne bij verwante stamceldonoren?

NTVH - 2014, nummer 7, october 2014

drs. N.L. Tiren-Verbeet , dr. J.A. Bakker , dr. B.E.P.B. Ballieux , drs. M.M. Fechter , prof. dr. A. Brand , mr., dr. D.P. Engberts , prof. dr. J.J. Zwaginga , dr. T. Netelenbos

Samenvatting

Toename in non-myeloablatieve conditioneringsschema’s bij verwante allogene stamceltransplantaties heeft geleid tot meer oudere patiënten en dientengevolge meer oudere donoren. Medische keuringen van verwante donoren voor donatie van perifere stamcellen resulteren daarom in meer afwijkingen. Terwijl bij onverwante stamceldonoren vaste afkeuringscriteria maximale donor- en patiëntveiligheid nastreven, is wellicht soms een nuancering te maken bij verwante donoren. Een monoklonaal proteïne (Mproteïne) is een laboratoriumafwijking die relatief frequent voorkomt bij ouderen. Wij vonden bij 122 familiedonoren door middel van pentascreen immuunfixatie tussen 2009 en medio 2012 bij 16 mensen (13,1%) een M-proteïne als toevalsbevinding. Bij donoren ouder dan 60 jaar was de prevalentie van een M-proteïne 23,3%. Dit is hoger dan tot nu toe in de literatuur beschreven. Bij de helft betrof het een ‘monoclonal gammopathy of unknown significance’ (MGUS), bij 1 donor een ‘smouldering’ myeloom, in 3 gevallen een reactief M-proteïne en 4 donoren waren ‘loss to follow up’. Behalve het potentiële nadeel voor de patiënt die een dergelijk transplantaat ontvangt, zou er ook mogelijk een risico voor de donor kunnen zijn. Onduidelijk is de invloed van stamcelmobilisatie door GCSF op de proliferatie van klonale plasmacellen. Potentiële risico’s en de medisch-ethische aspecten van een M-proteïne bij een stamceldonor voor donor en patiënt worden besproken.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:294–301)

Lees verder

De klinische relevantie en aanpak van MGUS en MGUS-gerelateerde ziekten: aanbevelingen van het ‘European Myeloma Network’

NTVH - 2014, nummer 7, october 2014

dr. N.W.C.J. van de Donk , A. Palumbo , H.E. Johnsen , M. Engelhardt , F. Gay , H. Gregersen , prof. R. Hájek , dr. M. Kleber MD, prof. dr. H. Ludwig , G. Morgan , P. Musto PhD, T. Plesner MD, prof. dr. O. Sezer , E. Terpos , A. Waage , prof. dr. S. Zweegman , H. Einsele , prof. dr. P. Sonneveld , prof. dr. H.M. Lokhorst

Samenvatting

‘Monoclonal gammopathy of undetermined significance’ (MGUS) is een van de meest voorkomende premaligne afwijkingen. IgG- en IgA-MGUS zijn voorlopers van multipel myeloom, lichte-keten-MGUS van lichte-keten multipel myeloom en IgM-MGUS van de ziekte van Waldenström en andere lymfoproliferatieve ziekten. Het aantal klonale cellen en ook verschillende biologische karakteristieken zijn voorspellend voor maligne transformatie van MGUS. Verder dragen veranderingen in het beenmergmicromilieu bij aan een verhoogd risico op veneuze en arteriële trombose, infecties, osteoporose en botbreuken. Verder kan de kleine kloon soms verantwoordelijk zijn voor ernstige orgaanaantasting door depositie van het M-proteïne in weefsels of door auto-antistofactiviteit. In dit artikel beschrijven we het klinisch belang van MGUS en geven we tevens aanbevelingen betreffende diagnostiek en follow-up van patiënten met MGUS. Deze aanbevelingen zijn eerder in Haematologica gepubliceerd.1

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:302–17)

Lees verder

Antistolling: wanneer, hoe en waarom (niet) overbruggen?

NTVH - 2014, nummer 7, october 2014

drs. M. Piersma-Wichers , prof. dr. K. Meijer

Samenvatting

Als rondom een ingreep de antistolling met vitamine-Kantagonisten tijdelijk moet worden gestopt, kan ervoor worden gekozen deze langer werkende middelen tijdelijk te vervangen door een korter werkende laagmoleculairgewichtheparine (LMWH). Hiermee wordt de periode zonder antistolling zo kort mogelijk gehouden. Deze overbruggingsbehandeling wordt in de klinische praktijk veel toegepast, hoewel de wetenschappelijke onderbouwing beperkt is. De komende jaren zullen de eerste gegevens over effectiviteit uit grote gerandomiseerde onderzoeken beschikbaar komen. Het is wel duidelijk dat overbrugging een verhoogd bloedingsrisico met zich meebrengt. De bestaande richtlijnen voor overbrugging zijn helder en consistent voor patiënten met een hoog of laag tromboserisico. Voor patiënten met een intermediair risico wordt een geïndividualiseerd beleid geadviseerd, in de praktijk wordt meestal wel gekozen voor overbrugging. Aspirine kan meestal worden doorgegeven rondom een ingreep, bijkomende clopidogrel/prasugrel/ticagrelor moet dan wel worden gestopt. Bij hoogrisicopatiënten op dubbele trombocytenaggregatieremming kan clopidogrel/ prasugrel/ticagrelor tijdelijk worden vervangen door een GPIIbIIIa-remmer. Er zijn weinig gegevens over deze nieuwe strategie; richtlijnen geven nog geen eenduidig advies. De nieuwe, of directe, orale anticoagulantia hebben een korte halfwaardetijd, waardoor overbrugging met LMWH niet zinvol is.

Wij pleiten voor bewustwording van het bloedingsrisico van overbrugging en het maken van regionale/lokale afspraken over met name patiënten met een intermediair tromboserisico. We sluiten af met adviezen voor de uitvoering van overbrugging.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:318–24)

Lees verder

Chronische myeloïde leukemie en therapietrouw

NTVH - 2014, nummer 6, september 2014

dr. N. Thielen , dr. C.C.L.M. Boons , dr. J.G. Hugtenburg , prof. dr. G.J. Ossenkoppele , dr. J.J.W.M. Janssen

Samenvatting

De introductie van de tyrosinekinaseremmers (TKI’s) iets meer dan een decennium geleden heeft de prognose van patiënten met chronische myeloïde leukemie (CML) enorm verbeterd. Het behalen van een goede cytogenetische en moleculaire respons is een voorspellende factor voor een uitstekende prognose. Uit verschillende studies, verricht bij patiënten die de eerstelijns-TKI imatinib gebruiken, blijkt dat therapietrouw een grote rol speelt bij het behalen van de gewenste respons. Hoe lager de therapietrouw, des te hoger de kans op falen van de behandeling en ook de kans op ziekteprogressie. Het is dan ook van groot belang dat de CML-patiënt zich hiervan bewust is en dat er in de spreekkamer regelmatig over therapietrouw wordt gesproken. In geval van therapieontrouw is interventie met een op maat gemaakt plan noodzakelijk.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:241–7)

Lees verder

Langetermijnprognose na een acute longembolie

NTVH - 2014, nummer 6, september 2014

dr. P.L. den Exter , drs. T. van der Hulle , dr. H.V. Huisman , dr. F.A. Klok

Samenvatting

Het langetermijnbeloop van patiënten met een acute longembolie wordt regelmatig gecompliceerd door recidief veneuze trombo-embolie. Omdat de conventionele behandeling met antistollingstherapie een niet-verwaarloosbaar bloedingsrisico met zich meedraagt, is de optimale behandelduur het onderwerp van een veel gevoerd debat. Prognostische modellen zijn mogelijk in staat om artsen een nauwkeurige en individuele behandelstrategie te laten bepalen, met het oog op de optimale behandelduur. Andere therapeutische mogelijkheden voor de langetermijnpreventie van recidief veneuze trombose zijn aspirine en de recentelijk geïntroduceerde nieuwe orale antistollingsmiddelen. Onze kennis met betrekking tot deze middelen bij patiënten met longembolie is echter klein in vergelijking met onze tientallen jaren lange ervaring met vitamine-K-antagonisten. Andere complicaties die kunnen optreden op de lange termijn bij patiënten met longembolie zijn atherotrombotische ziekten en de relatief zeldzame maar ernstige aandoening chronisch trombo-embolische pulmonale hypertensie. Dit overzichtsartikel beschrijft de epidemiologische aspecten van deze verschillende complicaties en gaat in op de behandelmogelijkheden om deze te voorkomen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:248–53)

Lees verder

Pulmonale hypertensie en hematologie: wat hebben zij gemeen?

NTVH - 2014, nummer 6, september 2014

J.A. Groeneveldt , dr. A. Vonk Noordegraaf

Samenvatting

Pulmonale hypertensie (PH) is een ernstige chronische en progressieve aandoening die geassocieerd is met een scala aan hematologische aandoeningen en behandelingen. Symptomen van PH kunnen lijken op de symptomen van hematologische aandoeningen of op de bijwerkingen van in de hematologie veelgebruikte medicamenten. Het is daarom te verwachten dat PH bij hematologische patiënten vaak niet wordt herkend. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de hematologische patiëntengroepen die een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van PH en van de symptomen en diagnostiek van deze aandoening.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:254–60)

Lees verder