NTVH - 2023, nummer Hematologie Actueel, najaar 2023
Drs. M. Huijsmans , Drs. P. van Rijn
De algehele overleving van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) is in de afgelopen jaren voortdurend verbeterd als gevolg van belangrijke vorderingen in de behandeling van de ziekte. Venetoclax is een krachtige en selectieve remmer van het BCL2-eiwit, een anti-aptoptotisch eiwit dat in CLL-cellen overmatig tot expressie komt en daarmee een belangrijke therapeutische target is. Het bijzondere van venetoclax is dat het een vaste behandelduur mogelijk maakt van 12 maanden in de eerstelijnssetting en 24 maanden in de recidief/refractaire setting. In beide situaties is venetoclax met vaste duur in verschillende combinaties nader onderzocht in twee langlopende klinische studies (CLL13 en MURANO). De resultaten daarvan werden dit jaar tijdens het EHA-congres gepresenteerd door respectievelijk dr. Othman Al-Sawaf (Universiteitsziekenhuis van Keulen, Duitsland) en prof. dr. Arnon Kater (Amsterdam UMC, locatie AMC).1,2 Uit beide studies kwam naar voren dat de onderzochte combinaties met venetoclax met een vaste behandelduur ook op lange termijn effectief zijn bij CLL.
Lees verderNTVH - 2022, nummer Hematologie Actueel, december 2022
Drs. P. van Rijn
Isocitraat dehydrogenase 1 en 2 (IDH1/2) zijn enzymen die een sleutelrol vervullen bij diverse cellulaire functies, waaronder regulering van het koolhydraatmetabolisme, epigenetica, differentiatie en DNA-herstel. IDH1/2-mutaties worden beschouwd als eerste of ten minste vroege manifestaties bij het ontstaan van IDH1/2 gemuteerde AML en veroorzaken een blokkade van de myeloïde differentiatie. Gerichte behandeling van IDH1/2-mutante AML-cellen met IDH1/2-remmers leidt tot een sterke afname van de vorming van oncometaboliet D-2-HG en op celniveau tot inductie van myeloïde differentiatie. (zie Figuur 1) Eén van de logische bijwerkingen van IDH1/2-remmers is dan ook het differentiatiesyndroom, dat voorkomt bij ongeveer 15% van de behandelde patiënten.3-6
Lees verderNTVH - 2022, nummer Special, zomer 2022
Drs. P. van Rijn
Door de ontwikkeling van steeds effectievere therapeutische interventies voor multipel myeloom (MM) is niet alleen het behandelparadigma verschoven, maar tevens de noodzaak van steeds verder verfijnde, gevoelige, nauwkeurige en gestandaardiseerde maatstaven voor restziekte. Tegenwoordig is minimale restziekte (‘minimal residual disease’, MRD) haalbaar binnen het gehele ziektespectrum en kan een behandelaar zijn patiënt met MM het vooruitzicht bieden op ziektecontrole over een langere termijn. De beoordeling van resterende tumorlast en de kinetiek van de tumorgroei is daardoor een belangrijk aandachtspunt geworden in het overleg tussen arts en patiënt over het behandelplan en besluiten om het behandelregime al dan niet te veranderen, stop te zetten of te intensiveren. Prof. dr. Pieter Sonneveld (Erasmus MC) werd gevraagd naar de betekenis van MRD bij MM, de huidige ontwikkelingen en zijn toekomstverwachtingen daaromtrent.
Lees verderNTVH - 2022, nummer Special, zomer 2022
Drs. P. van Rijn
Meetbare restziekte (‘measurable residual disease’, MRD), voorheen minimale restziekte genoemd, wordt gebruikt als belangrijke biomarker voor de beoordeling van de prognose en werkzaamheid en voor monitoring van patiënten met acute myeloïde leukemie (AML). Beoordeling van MRD bij AML is gecompliceerd, maar klinisch zeer relevant. Bij AML-patiënten is de aanwezigheid van MRD, zowel na intensieve chemotherapie als niet-intensieve inductietherapie, geassocieerd met slechte uitkomsten.1-5 MRD-monitoring kan waardevol zijn bij de keuze van behandeling, vaststelling van vroegtijdig recidief en als surrogaat eindpunt in klinische studies om de ontwikkeling van nieuwe behandelregimes te versnellen. De MRD-werkgroep van het European LeukemiaNet (ELN) heeft afgelopen jaar de MRD-aanbeveling uit 2018 herzien vanwege belangrijke nieuwe ontwikkelingen op dit gebied.6 Dr. Peter Valk, moleculair bioloog in het Erasmus MC, werd gevraagd naar de impact van de herziene ELN-consensus op de diagnostiek en klinische praktijk van MRD.
Lees verderNTVH - 2022, nummer Special, zomer 2022
Drs. P. van Rijn
In 2021 is de HOVON-richtlijn voor acute myeloïde leukemie (AML) aangepast. Hierin staan aanbevelingen voor diagnostiek en behandeling op grond van nieuwe inzichten in de moleculaire pathofysiologie, de heterogeniteit van de ziekte, de rol van minimale restziekte (‘minimal residual disease’, MRD) en de beschikbaarheid van nieuwe geneesmiddelen.1 Voor AML-patiënten biedt de combinatie van intensieve chemotherapie (ICT) gevolgd door stamceltransplantatie (SCT) het beste uitzicht op genezing. Specifieke cytogenetische en moleculaire afwijkingen geven toenemend richting aan de behandeling van AML, die door de beschikbaarheid van nieuwe geneesmiddelen steeds meer gepersonaliseerd en complexer wordt. Hoe hier mee wordt omgegaan in de klinische praktijk en waar deze ontwikkelingen heen leiden, werd besproken met dr. Jeroen Janssen, internist-hematoloog, en dr. Ellen Kramer, laboratoriumspecialist, beiden werkzaam in het Amsterdam UMC.
Lees verderNTVH - 2022, nummer Special, zomer 2022
Drs. P. van Rijn
Decennialang is de prognose van klassiek Hodgkinlymfoom (HL) vooruitgegaan dankzij verbeterde behandelmogelijkheden, die hebben geleid tot een hoge mate van genezing. 1 Hoewel de meeste patiënten uiteindelijk met de standaardbehandeling van HL zullen genezen, lopen zij een risico op complicaties op de langere termijn, waaronder een sterke toename van cardiopulmonale toxiciteit, secundaire maligniteit en een verminderde kwaliteit van leven.2 Om die reden richt de aandacht zich momenteel hoofdzakelijk op het optimaliseren van de kansen op genezing gekoppeld aan minimale (late) toxiciteit. De huidige benadering van risico- en responsgestuurde behandeling van HL gaat hoofdzakelijk uit van intensivering of de-escalatie van chemotherapie. In meer recente benaderingen wordt dit gecombineerd met nieuwe immuuntherapieën, met gunstige resultaten tot gevolg.
Lees verderNTVH - 2021, nummer Hematologie Actueel, december 2021
Drs. P. van Rijn , dr. W. Nanhoe
De remming van de Janus kinase 2 (JAK2)-signaalroute heeft in het afgelopen decennium bijgedragen aan verbetering van de levensverwachting voor mensen met myelofibrose. Sinds de introductie van de eerste JAK1/2-remmer in 2011 (ruxolitinib), zijn diverse nieuwe tweedegeneratie JAK-remmers in ontwikkeling. Hieronder valt ook de selectieve JAK2-remmer fedratinib. Fedratinib is begin 2021 door de EMA goedgekeurd voor de behandeling van ziektegerelateerde splenomegalie of symptomen bij volwassen patiënten met primaire myelofibrose, myelofibrose na polycythaemia vera of myelofibrose na essentiële trombocytemie die niet eerder met JAK-remmers behandeld zijn of die met ruxolitinib zijn behandeld.
Lees verderOm de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij en onze partners technologieën zoals cookies om informatie over het apparaat op te slaan en/of te openen. Toestemming voor deze technologieën stelt ons en onze partners in staat om persoonlijke gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site te verwerken en om gepersonaliseerde en niet-gepersonalisserde advertenties te tonen. Indien u geen toestemming geeft of deze intrekt, kan dit invloed hebben op bepaalde functies.
Klik hieronder om in te stemmen met het bovenstaande of om specifieke keuzes te maken. Uw keuzes zullen alleen worden toegepast op deze site. U kunt uw instellingen te allen tijde wijzigen, inclusief het intrekken van uw toestemming, door gebruik te maken van de knoppen op het Cookiebeleid of door te klikken op de knop 'Toestemming beheren' onderaan het scherm.