Articles

Behandeling van patiënten met zeldzame bloedingsstoornissen in Nederland: ‘real-life’ gegevens uit de RBiN-studie

NTVH - jaargang 19, nummer 5, juli 2022

drs. D.P.M.S.M. Maas , dr. J.L. Saes , prof. dr. N.M.A. Blijlevens , dr. M.H. Cnossen , dr. P.L. den Exter , dr. I.C. Kruis , prof. dr. K. Meijer , dr. L. Nieuwenhuizen , dr. M. Peters , prof. dr. R.E.G. Schutgens , dr. W.L. van Heerde , dr. S.E.M. Schols , namens de RBiN-stuurgroep

SAMENVATTING

Zeldzame bloedingsstoornissen verwijzen naar een heterogene groep van aangeboren stollingsfactordeficiënties (fibrinogeen, factor II, V, VII, X, XI, XIII en factor V en VIII gecombineerd) en fibrinolysestoor-nissen (α2-antiplasminedeficiëntie, plasminogeenactivator-‘inhibitor’ type 1 (PAI-1)-deficiëntie en hyperfibrinolyse). In dit onderdeel van de ‘Rare Bleeding disorders in the Netherlands’ (RBiN)-studie worden de individuele behandelplannen van patiënten met zeldzame bloedingsstoornissen beschreven en wordt de incidentie van bloedingscomplicaties na chirurgische ingrepen gerapporteerd. In het RBiN-cohort werd grote heterogeniteit gezien in de individuele behandelplannen van patiënten met dezelfde zeldzame bloedingsstoornis. Bloedingen werden gerapporteerd na 53% van de chirurgische ingrepen zonder voorafgaande perioperatieve hemostatische behandeling. Zelfs met perioperatieve hemostatische behandeling was bij 19% van de chirurgische ingrepen sprake van bloedingen. Perioperatieve bloedingen kwamen niet alleen frequent voor bij patiënten met ernstige stollingsfactordeficiënties, maar ook bij patiënten met een mild verlaagde stollingsfactoractiviteit.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2022;19:224–32)

Lees verder

Impact genotypering in de diagnostiek naar ziekte van Von Willebrand

NTVH - 2021, nummer 7, october 2021

dr. P.L. den Exter , prof. dr. H.J.C. Eikenboom

SAMENVATTING

De ziekte van Von Willebrand vormt de meest voorkomende erfelijke bloedingsziekte en kenmerkt zich door voornamelijk slijmvliesbloedingen en bloedingen na ingrepen. Het vaststellen van de diagnose kent verschillende uitdagingen, waaronder een grote variëteit in bloedingsneiging en Von-Willebrand-factor-plasmawaarden en de noodzaak tot het verrichten van een niet altijd eenduidige subtypering. In dit overzichtsartikel wordt ingegaan op ontwikkelingen in de diagnostische methoden van de ziekte van Von Willebrand en op welke aspecten genotypering deze diagnostiek kan ondersteunen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:314-21)

Lees verder

Directe orale anticoagulantia bij kankergeassocieerde veneuze trombo-embolie

NTVH - 2018, nummer 1, january 2018

dr. P.L. den Exter , drs. T. van der Hulle , dr. F.A. Klok , dr. H.V. Huisman

SAMENVATTING

Veneuze trombo-embolie (VTE) is een frequent voorkomende complicatie bij patiënten met kanker. De oorzaak voor de tromboseneiging bij kankerpatiënten is multifactorieel, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor specifiek door tumorcellen geïnduceerde activatie van de stolling. De behandeling van VTE in de oncologische populatie wordt bemoeilijkt door een sterk verhoogde recidiefkans als ook een hoog risico op bloedingscomplicaties van de antistollingsbehandeling, in vergelijking met de algemene populatie. Klinische studies hebben uitgewezen dat bij patiënten met kanker laagmoleculairgewichtheparines (LMWH) effectiever zijn in de preventie van recidief-VTE dan behandeling met vitamine-K-antagonisten. De langdurige noodzaak tot subcutane injecties, dat frequent wordt gecompliceerd door lokale spuitinfiltraten, vormt echter een belangrijk nadeel van deze behandeling. De nieuwe generatie directe orale anticoagulantia (DOAC’s), die geen noodzaak tot monitoring kennen en in vaste dosering kunnen worden voorgeschreven, vormen daarom een aantrekkelijk alternatief. Kankerpatiënten zijn echter ondervertegenwoordigd in de tot nu toe uitgevoerde studies die de effectiviteit en veiligheid van DOAC’s hebben onderzocht. Bovendien werd in deze studies geen vergelijking met LMWH gemaakt. De resultaten van studies naar DOAC’s die in de kankerpopulatie worden uitgevoerd, dienen daarom te worden afgewacht voordat deze therapie als alternatief voor LMWH kan worden toegevoegd aan de behandeling van kanker-gerelateerde VTE.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:25–30)

Lees verder

Diagnostiek, behandeling en prognose van symptomatische en incidentele longembolieën

NTVH - 2016, nummer 6, september 2016

dr. P.L. den Exter

Samenvatting

Op 7 juni 2016 promoveerde Paul den Exter aan de Universiteit Leiden op zijn promotieonderzoek getiteld ‘Diagnostiek, behandeling en prognose van symptomatische en incidentele longembolieën’ onder begeleiding van prof. dr. M.V. Huisman. In deze proefschriftbespreking worden de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek weergegeven. Dit betreft studies die als doel hebben de diagnostiek en behandeling van patiënten met een klinische verdenking op een longembolie te evalueren en te verbeteren.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:254–6)

Lees verder

Lokale doorgroei van een marginalezonelymfoom naar het centrale zenuwstelsel

NTVH - 2016, nummer 5, july 2016

R.M. van Dongen , dr. P.L. den Exter , drs. N.J.M. Aarts , dr. L.Th. Vlasveld

Samenvatting

Marginalezonelymfomen (MZL) behoren tot de indolente B-cellymfomen. Deze lymfomen dissemineren zelden naar het centrale zenuwstelsel (CZS). Wij beschrijven een 75-jarige man met een stadium IV MZL met als voornaamste lokalisatie een grote buccale massa met sterkpositieve anti-ENA- en anti-SS-A-antistoffen. Na de eerste kuur met rituximab en bendamustine (R-benda) presenteerde hij zich met verwardheid, koorts en een pijnlijk rode zwelling in het door lymfoom aangedane gebied, met hoofdpijn en rechtszijdige krachtsvermindering. De klachten verdwenen snel na behandeling met breedspectrumantibiotica en hoge dosis corticosteroïden. In de liquor werden naast T-cellen ook monoklonale B-cellen aangetoond. De MRI toonde meningeale aankleuring, waarbij het lymfoom via de laterale wand van de sinus maxillaris en mogelijk via de fissura orbitalis superior naar de meningen was doorgegroeid zonder destructie van de ossale structuren. De R-benda werd aangevuld met intrathecale methotrexaatinjecties (it-MTX). Wegens intolerantie werd deze behandeling na 3 R-benda- en 6 it-MTX-toedieningen gestaakt. Na 6 maanden follow-up was de patiënt klachtenvrij met een klinische remissie van zowel de buccale lokalisatie van het MZL als van de meningeale lokalisatie.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:190–4)

Lees verder

Langetermijnprognose na een acute longembolie

NTVH - 2014, nummer 6, september 2014

dr. P.L. den Exter , drs. T. van der Hulle , dr. H.V. Huisman , dr. F.A. Klok

Samenvatting

Het langetermijnbeloop van patiënten met een acute longembolie wordt regelmatig gecompliceerd door recidief veneuze trombo-embolie. Omdat de conventionele behandeling met antistollingstherapie een niet-verwaarloosbaar bloedingsrisico met zich meedraagt, is de optimale behandelduur het onderwerp van een veel gevoerd debat. Prognostische modellen zijn mogelijk in staat om artsen een nauwkeurige en individuele behandelstrategie te laten bepalen, met het oog op de optimale behandelduur. Andere therapeutische mogelijkheden voor de langetermijnpreventie van recidief veneuze trombose zijn aspirine en de recentelijk geïntroduceerde nieuwe orale antistollingsmiddelen. Onze kennis met betrekking tot deze middelen bij patiënten met longembolie is echter klein in vergelijking met onze tientallen jaren lange ervaring met vitamine-K-antagonisten. Andere complicaties die kunnen optreden op de lange termijn bij patiënten met longembolie zijn atherotrombotische ziekten en de relatief zeldzame maar ernstige aandoening chronisch trombo-embolische pulmonale hypertensie. Dit overzichtsartikel beschrijft de epidemiologische aspecten van deze verschillende complicaties en gaat in op de behandelmogelijkheden om deze te voorkomen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:248–53)

Lees verder