Grote kans op ontwikkeling nieuwe kankers bij patiënten met chronische lymfatische leukemie

februari 2023 Mededelingen Willem Van Altena

Mensen met chronische lymfatische leukemie (CLL) blijken een groot risico te hebben om opnieuw kanker te krijgen. Onderzoekers van Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en Erasmus MC hebben op basis van cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie vastgesteld dat CLL-patiënten 63% meer kans op een secundaire –dus bovenop hun CLL- primaire tumor hebben dan de algemene bevolking. En daardoor verslechtert hun prognose aanzienlijk. Medisch vaktijdschrift Blood Cancer Journal publiceerde onlangs over dit onderzoek.

“De ontwikkeling van secundaire primaire maligniteiten (SPMs) zorgt voor een hogere ziekte- en zorglast voor patiënten en kan de verbetering van de levensverwachting van CLL-patiënten tenietdoen”, stelt hoofdonderzoeker Lina van der Straaten (IKNL/Erasmus MC). “Daarom is bewustzijn van de aard en omvang van SPMs bij CLL essentieel, niet alleen voor gezondheidsgerelateerde planning zoals de keuze voor een behandeling of frequentie van poli-bezoeken en beeldvorming, maar ook voor de mogelijke overweging om in de follow-up van patiënten te monitoren voor SPMs.”

Studieopzet

Van der Straten en collega’s keken naar het risico gestandaardiseerd voor leeftijd, geslacht en tijdsperiode (SIR) en het absolute risico (AER) op een SPM. De onderzoekers gebruikten data uit de NKR van 24.815 CLL-patiënten, gediagnosticeerd in de periode van 1989 tot en met 2019. Zij volgden de patiënten tot aan de diagnose van de secundaire primaire tumor (SPM), overlijden van de patiënt of einde van de follow-up (31 december 2019).

De onderzoekers identificeerden de SPM’s door patiënten opnieuw aan de NKR te koppelen. Daarbij keken de onderzoekers naar het risico voor CLL-patiënten in het algemeen, het risico op basis van geslacht, periode van diagnose (1989-1995, 1996-2002, 2003-2009, 2010-2019) of het wel of niet krijgen van een behandeling, en het risico op een aantal specifieke kankersoorten.

Niet meegeteld

Van der Straten en collega’s excludeerden in hun onderzoek basaalcelcarcinomen van de huid, omdat deze registratie niet compleet is over de gehele onderzoeksperiode. Daarnaast is dit een zeer vaak voorkomende vorm van huidkanker die vrijwel nooit voor ernstige gezondheidsproblemen zorgt. Ook namen ze diffuus grootcellig B-lymfoom en Hodgkinlymfomen niet mee, omdat die gevallen vrijwel allemaal getransformeerde CLL zullen betreffen, in plaats van een echt nieuwe maligniteit. Daarnaast werden tumoren die binnen 6 maanden na diagnose van CLL geconstateerd werden niet meegeteld, omdat het in die gevallen moeilijk te zeggen is of het gaat om een secundaire primaire tumor of een synchrone primaire tumor.

Bevindingen

Van der Straten en collega’s vonden 4.700 SPM’s bij 4.369 CLL-patiënten in een gemiddelde follow-upperiode van 6,2 jaar. Dat betekent dat sommige patiënten meerdere secundaire primaire tumoren ontwikkelden (bijvoorbeeld meerdere plaveiselcelcarcinomen op verschillende locaties). Het risico op het ontwikkelen van een SPM was 63% hoger onder de CLL-patiënten dan de op leeftijd, geslacht en tijdsperiode gematchte groep uit de algemene Nederlandse bevolking. In vergelijking met de algemene bevolking is het risico onder patiënten jonger dan 70 jaar het sterkst verhoogd (SIR), maar het absolute risico op een SPM is het hoogst onder patiënten tussen de 70 en de 80 jaar (AER). Patiënten ouder dan 80 hebben minder kans op een SPM omdat zij vaak te komen overlijden voordat een SPM kan ontwikkelen. Patiënten die binnen een jaar na diagnose behandeld waren voor hun CLL, hadden ook een hoger risico op een SPM ten opzichte van patiënten die in die tijd niet behandeld waren: 212% verhoogd vs. 57% verhoogd.

Plaveiselcelcarcinoom

De onderzoekers vonden zowel een verhoogd risico op solide tumoren (67% hoger) als op hematologische kankers (42% hoger). Met name het risico op tumoren van de huid was significant verhoogd: plaveiselcelkanker bijna 5 keer zo hoog, melanoom bijna 3 keer zo hoog. Ook verhoogd was het risico op acute myeloïde leukemie (bijna 3 keer zo hoog), wekedelensarcomen en schildklierkanker (beiden meer dan 2 keer zo hoog). Ook het risico op nierkanker, primaire tumor onbekend, non-Hodgkinlymfomen, long- en bronchuskanker, en colon- en rectumkanker was verhoogd.

Het risico op een SPM was hoger onder mannen met CLL dan vrouwen, in het bijzonder bij plaveiselcelcarcinoom (meer dan vijf keer zo hoog vs. bijna 4 keer zo hoog. Van der Straten en collega’s zagen bovendien dat in de laatste twee onderzochte tijdsperiodes (2003-2009 en 2010-2019) de incidentie van hematologische maligniteiten toenam.

Mogelijke verklaringen

Voor mogelijke verklaringen voor het verhoogde risico op een SPM onder CLL-patiënten wijzen de onderzoekers onder andere naar de effecten van de behandelingen voor CLL. Het gebruik van fludarabine-bevattende therapieën is bijvoorbeeld een waarschijnlijke verklaring voor de toename in hematologische maligniteiten zoals beschreven door Van der Straten en collega’s. Ook kunnen de ontregelende karakteristieken van CLL op het immuunsysteem, het effect van veelvoorkomende carcinogenen (zoals UV-straling en roken) versterken. De bijzonder verhoogde kans op plaveiselcelcarcinoom onder met name mannen zou verklaard kunnen worden door feit dat mannen vaker buiten werken en in de loop van hun leven meer blootgesteld worden aan UV-straling, denken de onderzoekers.

Referentie

Van der Straten, L., Levin, M. D., Dinnessen, M. A., Visser, O., et al. Risk of second primary malignancies in patients with chronic lymphocytic leukemia: a population-based study in the Netherlands, 1989-2019. Blood Cancer Journal, 13(1), 1-10.