In 2021 is de HOVON-richtlijn voor acute myeloïde leukemie (AML) aangepast. Hierin staan aanbevelingen voor diagnostiek en behandeling op grond van nieuwe inzichten in de moleculaire pathofysiologie, de heterogeniteit van de ziekte, de rol van minimale restziekte (‘minimal residual disease’, MRD) en de beschikbaarheid van nieuwe geneesmiddelen.1 Voor AML-patiënten biedt de combinatie van intensieve chemotherapie (ICT) gevolgd door stamceltransplantatie (SCT) het beste uitzicht op genezing. Specifieke cytogenetische en moleculaire afwijkingen geven toenemend richting aan de behandeling van AML, die door de beschikbaarheid van nieuwe geneesmiddelen steeds meer gepersonaliseerd en complexer wordt. Hoe hier mee wordt omgegaan in de klinische praktijk en waar deze ontwikkelingen heen leiden, werd besproken met dr. Jeroen Janssen, internist-hematoloog, en dr. Ellen Kramer, laboratoriumspecialist, beiden werkzaam in het Amsterdam UMC.