Polycythaemia vera is een myeloproliferatieve aandoening die vrijwel altijd wordt veroorzaakt door een klonale mutatie in het gen voor de Janus-kinase 2 (JAK2).1 Patiënten met polycythaemia vera krijgen vaak acetylsalicylzuur om de aggregaatvorming door trombocyten te remmen, een flebotomie om het aantal erytrocyten te verlagen en/of cytoreductieve therapie met gepegyleerd (peg)interferon alfa-2a, hydroxycarbamide, ruxolitinib of anagrelide.2 Deze behandelingen zijn niet altijd voldoende effectief en patiënten kunnen refractair worden, waardoor alternatieve behandelingen nodig zijn. In een onlangs gepubliceerde Deense studie worden de definitieve resultaten van de fase II-studie COMBI II besproken, waarin patiënten met nieuw gediagnosticeerd polycythaemia vera gedurende 2 jaar behandeld werden met ruxolitinib plus peginterferon alfa-2a.3