De komst van nieuwe geneesmiddelen, zoals immuunmodulerende middelen (lenalidomide, thalidomide, pomalidomide), proteasoomremmers (bortezomib, ixazomib, carfilzomib) en monoklonale antilichamen (daratumumab, isatuximab, elotuzumab), alsook het toepassen van autologe stamceltransplantatie hebben de vooruitzichten voor patiënten met MM de afgelopen twee decennia flink verbeterd.1 De meeste patiënten ontwikkelen echter na verloop van tijd multi-resistentie, hetgeen gepaard gaat met een slechte prognose. Zo hebben MM-patiënten die triple-refractaire ziekte hebben ontwikkeld – dat wil zeggen progressie op een immuunmodulerend middel, een proteasoomremmer en een anti-CD38-antilichaam – nog maar 30% kans om te responderen op een volgende behandeling, met een mediane progressievrije overleving van 4,6 maanden.2 Er valt dus nog wat winst te boeken in de behandeling van deze uitgebreid voorbehandelde patiënten. Naast CAR-T-celtherapie zijn bispecifieke antilichamen een nieuwe optie voor een stap voorwaarts