Articles

Nieuwe Nederlandse richtlijn ‘Antitrombotisch beleid’: consequenties voor de hematologische praktijk

NTVH - 2017, nummer 1, january 2017

prof. dr. K. Meijer , dr. M.J.H.A. Kruip , dr. E. Coppens , prof. dr. P.W. Kamphuisen , prof. dr. F.W.G. Leebeek , prof. dr. S. Middeldorp , dr. R. Vink , dr. H.V. Huisman

Samenvatting

Recent is de nieuwe richtlijn ‘Antitrombotisch beleid’ gepubliceerd (www.richtlijnendatabase.nl/richtlijn/anti-trombotisch_beleid). Deze richtlijn omvat herzieningen van de onderwerpen preventie en behandeling van veneuze trombo-embolie (VTE) van de CBO-richtlijn ‘Diagnostiek, preventie en behandeling van veneuze trombo-embolie en secundaire preventie arteriële trombose’ uit 2009.1 In dit artikel staan de belangrijkste veranderingen in de nieuwe richtlijn, vanuit het perspectief van de hematoloog. Dit zijn onder andere een voorkeur voor directe orale anticoagulantia (DOAC’s) boven vitamine-K-antagonisten (VKA) voor de behandeling van veneuze trombo-embolie, overwegen van langdurige antistolling voor de meerderheid van patiënten met een eerste idiopathische (of niet-uitgelokte) VTE en minder vaak perioperatieve overbrugging van VKA.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:3–12)

Lees verder

Years: evaluatie van een vereenvoudigd diagnostisch algoritme bij verdenking van longembolie

NTVH - 2014, nummer 5, july 2014

drs. T. van der Hulle , dr. F.A. Klok , drs. Y.W. Cheung , prof. dr. S. Middeldorp , prof. dr. P.W. Kamphuisen , dr. H.V. Huisman

Samenvatting

Het huidige standaard diagnostisch algoritme voor verdenking van longembolie, dat begint met het berekenen van de Wells-regel, is zeer veilig, maar wordt in de drukke praktijk van alledag regelmatig verkeerd of in het geheel niet toegepast. Dit leidt aantoonbaar tot zowel overdiagnostiek als onderdiagnostiek, en daarmee tot een verminderde effectiviteit en veiligheid. De meest waarschijnlijke verklaring hiervoor is het feit dat de verdenking op een longembolie steeds laagdrempeliger wordt gesteld en dat het algoritme niet goed aansluit bij de klinische praktijk, omdat het relatief ingewikkeld en tijdrovend is. Om de klinische toepasbaarheid te verbeteren en de overdiagnostiek te verminderen is een nieuwe diagnostische beslisregel ontwikkeld die slechts uit 3 items bestaat: klinische symptomen van diepe veneuze trombose, hemoptoë en de klinische beoordeling ‘longembolie waarschijnlijker dan alternatieve diagnose’. Daarnaast wordt bij alle patiënten een D-dimeertest gedaan. Bij patiënten bij wie geen van deze 3 items aanwezig is, kan een longembolie veilig worden uitgesloten zonder CT-scan bij een D-dimeeruitslag <1.000 ng/ml; bij patiënten bij wie 1 tot 3 items aanwezig zijn kan dit bij een D-dimeeruitslag <500 ng/ml. Bij patiënten met een D-dimeertestuitslag boven de van toepassing zijnde D-dimeerafkapwaarde blijft een CT-scan geïndiceerd. Dit algoritme bespaart CT-scans en is veilig bevonden in een post-hoc-analyse van de Christopher- en Prometheus-studies. De veiligheid en efficiëntie van dit algoritme worden prospectief geëvalueerd in de Years-registratie.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:234–6)

Lees verder

Klinische betekenis van een subsegmentale longembolie

NTVH - 2014, nummer 4, june 2014

dr. P.L. den Exter , dr. J. van Es , dr. F.A. Klok , dr. L.J.M. Kroft , dr. M.J.H.A. Kruip , prof. dr. P.W. Kamphuisen , prof. dr. H.R. Büller , dr. H.V. Huisman

Samenvatting

De introductie van meer geavanceerde radiologische beeldvorming heeft geleid tot een toename in de detectie van geïsoleerde, subsegmentale longembolie. Over de klinische betekenis hiervan bestaat echter veel onzekerheid en deze dient nog te worden bepaald. In deze studie onderzochten wij of de karakteristieken en prognose van patiënten met subsegmentale longembolie verschillen van die met meer proximale longembolieën.

Wij analyseerden de gegevens van 3.728 opeenvolgende patiënten met een verdenking van longembolie. Patiënten met een subsegmentale longembolie werden vergeleken met patiënten met een meer proximaal gelokaliseerde longembolie en met patiënten bij wie de diagnose longembolie werd uitgesloten, met betrekking tot hun trombo-embolische risicoprofiel en klinische uitkomsten tijdens follow-up.

Bij 748 patiënten werd de diagnose ‘longembolie’ bevestigd, waarvan bij 116 patiënten de longembolieën subsegmentaal waren gelokaliseerd. Bij 2.980 patiënten werd de diagnose ‘longembolie’ uitgesloten. Er werden geen verschillen gezien in de prevalentie van risicofactoren voor veneuze trombose en klinische uitkomsten tijdens 3 maanden follow-up in termen van recidief veneuze trombo-embolie (3,6% versus 2,5%; p=0,42) en mortaliteit (10,7% versus 6,5%) tussen patiënten met een subsegmentale longembolie en die met een meer proximaal gelokaliseerde longembolie. In vergelijking met patiënten zonder longembolie werden leeftijd >60 jaar, recente operatie, oestrogeengebruik en mannelijk geslacht geïdentificeerd als onafhankelijke risicofactoren voor subsegmentale longembolie; daarnaast hadden zij een verhoogd risico op veneuze trombo-embolie tijdens follow-up (hazardratio 3,8; 95%-betrouwbaarheidsinterval 1,3–11,1).

In tegenstelling tot de veelal bestaande opvatting dat subsegmentale longembolie een klinisch mildere vorm van longembolie vormt, toont deze studie aan dat zowel het risicoprofiel als de klinische uitkomsten van patiënten met subsegmentale longembolie sterk overeenkomen met patiënten met een meer proximale longembolie.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:150–6)

Lees verder

De RESIST-studie: behandeling van een veneuze trombo-embolie tijdens antistollingstherapie

NTVH - 2012, nummer 1, january 2012

dr. J. van Es , dr. V.E.A. Gerdes , prof. dr. P.W. Kamphuisen

Samenvatting

Voor zowel een eerste als een herhaalde episode van een veneuze trombo-embolie (VTE) zijn anticoagulantia, zoals vitamine-K-antagonisten en laagmoleculairgewichtheparines bewezen effectief. Desondanks krijgt ongeveer 3–6% van de patiënten toch een nieuwe trombose tijdens antistollingsbehandeling. In het bijzonder patiënten met een onderliggende maligniteit hebben een hoger risico op het ontwikkelen van een VTE tijdens antistolling. Helaas hebben patiënten met een maligniteit ook een verhoogd risico op een bloeding ten gevolge van de behandeling vergeleken met patiënten zonder maligniteit.

De optimale behandeling van patiënten die een recidief trombose ontwikkelen tijdens behandeling met antistolling is onbekend. Met de RESIST-studie hopen we door middel van een anonieme vragenlijst voor de behandelende artsen te inventariseren hoe in de praktijk wordt omgegaan met deze categorie patiënten. Belangrijk aspect van deze studie is dat de behandelaar vrij is in de keuze van antistollingstherapie. Wij geven wel als ondersteuning verschillende mogelijkheden, die voor de studie niet verplicht hoeven te worden gevolgd. Na 3 maanden volgt een telefonische follow-up van de patiënt om eventuele nieuwe recidieven of bloedingen te inventariseren.

Wij schatten dat ongeveer 100 patiënten nodig zijn voor deze prospectieve, observationele cohortstudie om enerzijds risicofactoren voor het ontwikkelen van een recidief trombose te bekijken en om anderzijds beter inzicht te krijgen in de optimale behandeling van patiënten met een VTE tijdens antistolling.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:29–31)

Lees verder