Articles

Atraumatische miltrupturen bij patiënten met CLL kort na het staken van ibrutinib

NTVH - 2021, nummer 8, november 2021

dr. D.M. Verboom , drs. E. de Jongh , drs. R. Klinkenberg , dr. P.E. Westerweel , dr. M.D. Levin

SAMENVATTING

Bruton’s tyrosinekinase (BTK)-remmer ibrutinib wordt gebruikt in de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL) en verbetert zowel bij voorbehandelde als therapienaïeve patiënten de progressievrije overleving. Ongeveer 33 tot 50% van de ibrutinib-gebruikers zal de therapie permanent of tijdelijk staken vanwege bijwerkingen, progressieve ziekte of preventief bij het ondergaan van een chirurgische ingreep. Een deel van de patiënten dat stopt met ibrutinib krijgt last van symptomen die worden veroorzaakt door een opvlamming van CLL bij het wegvallen van BTK-remming. In dit artikel worden twee casus beschreven van patiënten die kort na het staken van ibrutinib een atraumatische miltruptuur ontwikkelden.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:374–8)

Lees verder

Een progressieve miltcyste met veel negatieve diagnostiek

NTVH - 2021, nummer 8, november 2021

drs. C.C.B. Kockerols , dr. dr. S.C.C. Hartong , dr. F.H. van Nederveen , dr. A.Q. Reuwer , dr. P.E. Westerweel

SAMENVATTING

Grote cysteuze laesies in de milt worden zelden bij Kaukasische patiënten gezien, hoewel de prevalentie stijgt door een toename aan abdominale beeldvorming. De meeste cysten zijn namelijk asymptomatisch en worden incidenteel gevonden. Behalve de bekende Echinococcus-parasiet zijn er ook niet-parasitaire oorzaken. Hierbij kan worden gedacht aan congenitale cysten, secundaire cysten na trauma of infarct, een miltabces of cysten die ontstaan door snelle groei van de milt bij bepaalde virale infecties of maligniteiten.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:379–82)

Lees verder

Signalering, monitoring en behandeling van (risico op) ondervoeding bij intensieve behandeling voor hematologische maligniteiten

NTVH - 2020, nummer 7, october 2020

R. van Lieshout MSc, dr. L.W. Tick , prof. dr. E.A.M. Beckers , dr. P.E. Westerweel , dr. H.R. Koene , dr. J. Regelink , M.W. van den Bosch , S. Custers BSc, I.M. Dekker MSc, M.D. Douma BSc, D. Kalter BSc, S. Kranenburg BSc, D. van der Lee BSc, P. van Rhoon-Bruijnzeel BSc, H. Schlösser BSc, M. Somer BSc, C.J. van Tilborg BSc, W.K. Visser BSc, prof. dr. H.C. Schouten , dr. S. Beijer

SAMENVATTING

Hoewel de voedingstoestand van hematologische patiënten bij aanvang van intensieve behandeling met hooggedoseerde chemotherapie veelal gevolgd door een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) doorgaans goed is, bestaat er een grote kans op ondervoeding gedurende de behandeling door de hoogprevalente en ernstige gastro-intestinale bijwerkingen. Ondervoeding voor en na een HSCT is geassocieerd met een slechtere overleving, een langere opnameduur en een grotere kans op een recidief en complicaties. In tegenstelling tot andere prognostische factoren kan ondervoeding mogelijk worden beïnvloed met voedingsinterventies. Het is daarom van belang om de voedingstoestand herhaaldelijk en systematisch te beoordelen zodat ondervoeding tijdig kan worden gesignaleerd en behandeld. Er is echter gebrek aan onderzoek naar het effect van voedingsinterventies op klinische uitkomsten bij hematologische patiënten met hooggedoseerde chemotherapie en/of HSCT. Mede hierdoor ontbreekt consensus ten aanzien van of en wanneer welke voedingsinterventies moeten worden ingezet. Het verschil in voedingsbeleid bij intensief behandelde hematologische patiënten tussen ziekenhuizen is groot, met name ten aanzien van de toepassing van sondevoeding (SV) en parenterale voeding (PV). Op basis van de beschikbare gegevens kan een voedingsinname <60–75% van de vastgestelde energie- en eiwitbehoefte gedurende een (verwachte) periode van 3–7 dagen worden gehanteerd als indicatie voor het starten met SV/PV. Daarbij rechtvaardigen aanwezigheid van ondervoeding, een vermin- derde voedingsinname vroeg in de behandelfase en /of malabsorptie eerder starten met SV/PV. Hoewel er weinig onderzoeken naar SV versus PV beschikbaar zijn om uitsluitsel te geven over de beste vorm van voedingsinterventie, is er toenemend bewijs dat pleit voor het benutten van een functionerend maagdarmkanaal tijdens intensieve behandelingen voor hematologische maligniteiten. Om tot een goede keuze voor SV of PV te komen, dient systematische triage te worden toegepast op basis van de ernst van gastro-intestinale klachten, waaronder ileus, braken, mucositis, diarree en/of malabsorptie.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:283-93)

Lees verder

Digitale PCR voor bij CML: voorspeller voor behandelingsvrije remissie en andere klinische toepassingen

NTVH - 2020, nummer 6, september 2020

drs. C.C.B. Kockerols , prof. dr. P.J.M. Valk , dr. M.D. Levin , prof. dr. J.J. Cornelissen , dr. J.J.W.M. Janssen , dr. P.E. Westerweel

SAMENVATTING

Digitale PCR (D-PCR) is een zeer accurate en gevoelige moleculaire techniek voor de detectie en kwantificering van RNA- of DNA-fragmenten. Voor chronische myeloïde leukemie (CML) vormt het in specifieke omstandigheden een veelbelovend alternatief voor reguliere ‘real-time’ kwantitatieve PCR (RQ-PCR), met als meest directe toepassing het voorspellen van de succeskans op het bereiken van een behandelingsvrije remissie (‘treatment free remission’; TFR). Belangrijke reeds bekende prognostische parameters voor TFR zijn de duur van de behandeling met tyrosinekinaseremmers (TKI) en de duur van moleculaire remissie voorafgaand aan een stoppoging. Huidige TKI-stoprichtlijnen adviseren daarom een minimale behandelduur van drie jaar, maar bij voorkeur zes jaar of langer. Hoewel diepte van remissie gemeten met BCR-ABL1-RQ-PCR geen relatie toonde met de kans op het behouden van moleculaire remissie na een medicatiestop, was dit wel het geval indien gemeten met D-PCR. Als nieuwe voorspeller kan D-PCR bijdragen aan een betere selectie van kandidaten, maar ook aan het bepalen van de meest optimale timing van de medicatiestoppoging. In het algemeen vindt D-PCR steeds verder zijn intrede in de hematologie. In dit overzichtsartikel bespreken we het principe van D-PCR en zijn mogelijke klinische toepassingen binnen CML, waarbij we vooral zijn rol als nieuwe TFR-voorspeller willen belichten. Ten slotte eindigen we met een beschrijving van een D-PCR-implementatieproject gesubsidieerd door ZonMW, waarbij we D-PCR aanbieden als nieuwe prognostische test voor CML-patiënten in Nederland die een TKI-medicatiestoppoging overwegen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:239-47)

Lees verder

Vildagliptine-combinatiebehandeling met nilotinib voorafgaand aan een tweede medicatiestoppoging bij chronische myeloïde leukemie (Dolphin-STAR-onderzoek)

NTVH - , nummer ,

drs. C.C.B. Kockerols , dr. J.J.W.M. Janssen , dr. P.E. Westerweel

Samenvatting

Dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4) is een proteolytisch enzym dat aberrant tot expressie komt op leukemische cellen bij chronische myeloïde leukemie (CML) en een inactiverende werking heeft op het ‘stromal derived factor’ (SDF)-1α. Farmacologische DPP-4- remmers, de gliptines, worden gebruikt bij de behandeling van diabetes, maar hebben mogelijk ook therapeutisch potentieel bij CML. In het éénarmige fase 1/2 Dolphin-STAR-onderzoek wordt de veiligheid en effectiviteit van vildagliptine in combinatie met nilotinib onderzocht bij CML-patiënten die een eerdere mislukte medicatiestoppoging van de tyrosinekinaseremmer hebben ondernomen. Zij zullen een tweede medicatiestoppoging doen als onderdeel van het onderzoek.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2019;16:304–6)

Lees verder

Asciminib versus bosutinib voor CML-patiënten met intolerantie of resistentie voor minimaal twee tyrosinekinaseremmers

NTVH - 2019, nummer 5, july 2019

dr. P.E. Westerweel , dr. J.J.W.M. Janssen

SAMENVATTING

Asciminib is een nieuw type tyrosinekinaseremmer (TKI) voor patiënten met chronische myeloïde leukemie. Asciminib is een allosterische remmer die verstoorde auto-inhibitie van het onco-eiwit BCR-ABL1 herstelt. Hiermee heeft het een ander aangrijpingspunt dan de nu beschikbare TKI’s zoals imatinib en bosutinib die ATP-binding in het kinasedomein blokkeren. In een nu lopend gerandomiseerd fase 3- onderzoek wordt asciminib vergeleken met bosutinib voor de behandeling van patiënten die resistent of intolerant zijn voor minimaal twee eerdere TKI’s. Het primaire eindpunt is het bereiken van een ‘major’ moleculaire respons na 24 maanden behandeling.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2019;16:249–50)

Lees verder

Achtergronden bij de richtlijn voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie anno 2018 Deel 3: Stoppen van de behandeling, beleid bij zwangerschap, studies en therapie-aanbevelingen

NTVH - 2018, nummer 7, october 2018

dr. J.J.W.M. Janssen , dr. P.A.W. te Boekhorst , dr. W.E.F.M. Posthuma , dr. S.K. Klein , dr. M. Hoogendoorn , drs. T.T. de Waal , prof. dr. J.H.F. Falkenburg , prof. dr. B.J. Biemond , dr. B. van der Reijden , prof. dr. G.M.J. Bos , dr. E.J. Petersen , prof. dr. N.M.A. Blijlevens , dr. W.M. Smit , prof. dr. G.E.G. Verhoef , prof. dr. E. Vellenga , dr. N. Thielen , prof. dr. J.J. Cornelissen , prof. dr. G.J. Ossenkoppele , dr. P.E. Westerweel

Samenvatting

Dit artikel is het derde uit een serie van drie die achtergronden beschrijven van de recent gepubliceerde richtlijnen voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie. In dit artikel worden de aanbevelingen omtrent het stoppen van de TKI-behandeling en het beleid bij zwangerschap besproken. Tevens komen lopende en nieuwe studies aan de orde en worden de concrete adviezen uit de richtlijn gegeven.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:326–35)

Lees verder