NTVH - jaargang 20, nummer 3, april 2023
prof. dr. P. Sonneveld
De ontwikkeling van nieuwe medicijnen bij multipel myeloom (MM) verandert het behandellandschap in snel tempo. Deze geneesmiddelen moeten worden getest in combinaties met andere middelen bij diverse groepen MM-patiënten. Samenwerking tussen nationale onderzoeksgroepen is van belang voor objectieve studies en uitkomstmaten. Het ‘European Myeloma Network’ (EMN) is een onafhankelijke academische organisatie die (registratie)studies sponsort in samenwerking met industriepartners. EMN ondersteunt tevens MM-analyses, de MM-biobank, expertadviezen en congressen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:104–9)
Lees verderNTVH - jaargang 19, nummer 3, april 2022
drs. C. Fokkema , prof. dr. P. Moreau , dr. B. van der Holt , dr. J. Lambert , dr. M. van Duin , drs. R. Wester , dr. J.L.M. Jongen , prof. dr. P.A. van Doorn , dr. S. Godet , dr. G. Jie , dr. O. Fitoussi , prof. dr. M. Delforge , drs. A. Keita-Manta , drs. O. Luycx , dr. T. Cupedo , dr. N.W.C.J. van de Donk , prof. dr. S. Zweegman , dr. J.T. Vermeulen , prof. dr. P. Sonneveld , dr. A. Broijl
In de gerandomiseerde fase III- CASSIOPEIA-studie werd het effect van het toevoegen van daratumumab aan de standaardbehandeling met bortezomib, thalidomide en dexamethason onderzocht bij 1.074 patiënten met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom (MM). De patiënten ontvingen zes cycli (vier inductiecycli, twee consolidatiecycli) van 28 dagen, bestaande uit subcutaan (SC) bortezomib (1,3 mg/m2 dagen 1, 4, 8, 11), oraal thalidomide (100 mg per dag), dexamethason (20–40 mg) (VTD) en, afhankelijk van de onderzoeksgroep, daratumumab intraveneus (IV). Deze studie is geregistreerd onder EudraCT-nummer NCT02541383. Met resultaten in het voordeel van dara-VTD werd dit regime vervolgens goedgekeurd door EMA voor gebruik bij nieuw gediagnosticeerd MM en zal in de nabije toekomst in Nederland als standaardbehandeling worden geïmplementeerd. Polyneuropathie (PNP) is een veel voorkomende bijwerking tijdens de behandeling van MM. De incidentie van PNP-graad 2–4 (CTCAE-gradering) werd in de CASSIOPEIA-studie geanalyseerd. In totaal ontwikkelden 394/1.074 (37%) patiënten graad 2-PNP en 105/1.074 (10%) graad 3. Significante risicofactoren geassocieerd met PNP-graad 2 waren graad 1-neuropathie in de voorgeschiedenis en overgewicht (BMI >25). In deze studie is de hoge incidentie van PNP-graad 2–4 gedurende MM-behandeling bevestigd. Hiermee wordt de noodzaak van screening op risicofactoren, frequente beoordeling van PNP en strikte naleving van de richtlijnen benadrukt om de incidentie van ernstige PNP te verminderen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2022;19:125–31)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 7, october 2021
drs. C. Bennink , dr. M. van der Klift , drs. H. Scheurer , prof. dr. P. Sonneveld , dr. S. Duijts
De introductie van nieuwe behandelingen bij multipel myeloom (MM) heeft geleid tot een sterk verbeterde overleving. Hierdoor wordt werkhervatting voor MM-patiënten steeds vaker relevant. Zowel zorgverleners als experts op het gebied van arbeidsre-integratie (samen experts genoemd) ervaren echter knelpunten bij de begeleiding van werkhervatting van MM-patiënten. Het doel van deze studie was om ervaringen en perspectieven in kaart te brengen van zowel patiënten als experts met betrekking tot werkhervatting bij MM. Daartoe werden interviews uitgevoerd bij negen patiënten en 15 experts. Deze interviews brachten vier thema’s naar voren: 1) kenmerken van ziekte en behandeling hebben effect op werkhervatting, 2) het belang van een stapsgewijs re-integratieproces, 3) het belang van werk wordt verschillend ervaren door patiënten en experts, en 4) het gebrek aan deskundige begeleiding bij werkhervatting. Hoewel de ernst van de ziekte en de bijwerkingen van behandeling werkhervatting kunnen beperken, hechten de meeste patiënten veel waarde aan terugkeer naar werk. Zowel MM-patiënten als experts benadrukken het belang van eerdere en gespecialiseerde begeleiding bij werkhervatting (bij voorkeur al beginnend in het ziekenhuis), met name voor MM-patiënten met fysiek belastend werk.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:304-13)
Lees verderNTVH - 2018, nummer 3, april 2018
prof. dr. S. Zweegman , dr. N.W.C.J. van de Donk , dr. M.D. Levin , prof. dr. G.M.J. Bos , dr. P.F. Ypma , dr. E. de Waal , prof. dr. M.J. Kersten , dr. S.A.J. Croockewit , dr. C.W. Choi , dr. S.K. Klein , dr. P.A. von dem Borne , dr. A. Broyl , dr. I.S. Nijhof , Prof, dr. M.C. Minnema , prof. dr. P. Sonneveld
Recentelijk verscheen de richtlijn ‘Behandeling multipel myeloom 2018’. Hierna vindt u de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de richtlijn uit 2015. Deze betreffen de initiële behandeling van patiënten die in aanmerking komen voor een autologe stamceltransplantatie, de initiële behandeling van patiënten die niet in aanmerking komen voor een autologe stamceltransplantatie en de patiënten met een recidief van de ziekte. De wijzigingen zijn gebaseerd op nieuwe klinische gegevens die beschikbaar zijn gekomen uit gerandomiseerde fase 3-studies. De meest recente versie van de gehele richtlijn is te vinden op de websites van zowel de NVvH als HOVON. De richtlijn wordt per module aangepast. De verwachting is dat dit in de komende maanden reeds zal gebeuren, aangezien op korte termijn diverse behandelcombinaties worden geregistreerd en hopelijk ook beschikbaar zullen komen. Deze samenvatting betreft de patiënten die niet in studieverband kunnen worden behandeld. Te allen tijde geldt dat behandeling binnen studieverband de voorkeur verdient.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:108–14)
Lees verderNTVH - 2017, nummer 4, june 2017
dr. A. Broijl , R. Kuiper Bsc., dr. M. van Duin , dr. M.H. van Vliet , dr. B. van der Holt , drs. L. el Jarari , dr. E.H. van Beers , prof. dr. H.M. Lokhorst , prof. dr. P. Sonneveld
Er bestaat nog steeds een grote variatie in de overleving van patiënten met multipel myeloom. Hiervoor zijn betrouwbare prognostische testen van belang. In dit artikel laten we zien hoe uit bestaande prognostische markers – zoals het ‘international staging system’ (ISS), ‘fluorescence in situ hybridisation’ (FISH) en genexpressie (GEP)-‘classifiers’ – een optimaal presterende combinatie kan worden samengesteld en gevalideerd. De hiervoor gebruikte datasets zijn afkomstig uit de volgende studies: HOVON-65/GMMG-HD4, UAMS-TT2, UAMS-TT3, MRC-IX, APEX en IFM-G met in totaal 4.750 patiënten. Er werden 20 risicomarkers geëvalueerd, waaronder markers met sterke prognostische waarde zoals FISH t(4;14) en del(17p), GEP-‘classifiers’ EMC92 en UAMS70, en ISS. Bij de nieuw samengestelde risicoclassificatie blijkt ISS een sterke bijdrage aan zowel GEP- als FISH-prognostiek te leveren. De sterkst voorspellende combinatie bleek te bestaan uit EMC92 gecombineerd met ISS. Hiermee worden patiënten in vier risicogroepen geclassificeerd met een mediane overleving oplopend van 24 maanden, 47 maanden, 61 maanden, tot ‘niet bereikt na 96 maanden’ in de laagste risicogroep. Van alle patiënten valt 17% in de hoogste risicogroep en 35% in de laagste. De EMC92ISS-‘classifier’ is daarmee een belangrijke, relevante voorspeller van overleving, gebaseerd op zowel biologische als klinische parameters. De EMC92-ISS-combinatie is een nieuwe prognostische marker, superieur en robuust vergeleken met overige prognostische markers zoals bevestigd in onafhankelijke gegevens.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:172–82)
Lees verderNTVH - 2016, nummer 4, june 2016
drs. R. Wester , dr. N.W.C.J. van de Donk , prof. dr. P. Sonneveld
Hoewel de resultaten van therapie bij patiënten met multipel myeloom (MM) de laatste decennia zijn verbeterd, zijn er tot op heden geen curatieve behandelingen beschikbaar. In de afgelopen 2 decennia zijn de mogelijkheden tot behandeling van MM aanzienlijk uitgebreid. De standaardbehandeling in de eerste lijn bestaat uit chemotherapie gevolgd door autologe stamceltransplantatie (ASCT). Door de introductie van nieuwe middelen is de algehele overleving (‘overall survival’; OS) en progressievrije overleving (PFS) verbeterd. Daratumumab, een monoklonaal antilichaam gericht tegen CD38, lijkt een veelbelovend middel te zijn. Verschillende fase 1/2- studies laten een verbetering in PFS en OS zien bij voorbehandelde patiënten met een recidief of refractair MM (RRMM). In de IFM2015/HOVON131-studie wordt daratumumab geïncorporeerd in de verschillende fases van behandeling. Belangrijke eindpunten zijn respons, OS en PFS. Tevens zal onder andere de ‘minimal residual disease’ (MRD)-status worden meegenomen in de evaluatie. Deze studie is een samenwerking tussen HOVON en IFM en wordt uitgevoerd in België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:156–60)
Lees verderNTVH - 2016, nummer 4, june 2016
dr. N.W.C.J. van de Donk , prof. dr. P. Sonneveld , Prof, dr. M.C. Minnema , L. Nieuwenhuis , Y.M. den Hartog , P.W.C. Bosman , dr. T. Mutis , dr. I.S. Nijhof , dr. H.G. Otten , dr. A.C. Bloem , dr. J. Slomp , dr. K.M.K. de Vooght , N. Som , dr. J.F.M. Jacobs , prof. dr. S. Zweegman , prof. dr. H.M. Lokhorst
Daratumumab is een antistof gericht tegen CD38, dat sterk tot expressie komt op multipel myeloom (MM)-cellen. Twee monotherapiestudies lieten goede klinische responsen zien van daratumumab bij uitvoerig voorbehandelde patiënten, waarbij daratumumab goed werd verdragen. De meest voorkomende bijwerking is het optreden van infusiereacties (ongeveer 50% van de patiënten; meestal alleen bij de eerste infusie en meestal graad 1 of 2). Het belangrijkste bij een infusiereactie is om tijdig de daratumumab infusie te stoppen, zodat de klachten niet escaleren. Verder interfereert daratumumab als anti-CD38-antistof met de M-proteïnebepaling en met het routine bloedtransfusiecompatibileitsonderzoek. In dit artikel zijn verschillende tactieken beschreven om deze problemen in de dagelijkse praktijk aan te pakken.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:123–30)
Lees verder