Articles

Brentuximab vedotin, een nieuwe therapeutische optie voor patiënten met een CD30-positief lymfoom

NTVH - 2015, nummer 4, june 2015

drs. M.J.A.G. Claessen , prof. dr. A. Hagenbeek , dr. P.J. Lugtenburg

Samenvatting

Brentuximab vedotin is een fraai voorbeeld van ‘targeted therapy’. Brentuximab vedotin is een antilichaam-geneesmiddel- conjugaat (‘antibody-drug conjugate’) dat specifiek en selectief wordt gekoppeld aan CD30-positieve cellen en vervolgens geïnternaliseerd. Door proteolyse in de tumorcel wordt het werkzame antikankermiddel monomethyl auristatine E vervolgens losgekoppeld van het antilichaam en verstoort het de celdeling. Naast de bekende CD30-positieve lymfomen als het hodgkinlymfoom en het anaplastisch grootcellige T-cellymfoom, komt CD30 ook deels tot expressie op andere lymfomen, zoals het diffuus grootcellig B-cellymfoom. Brentuximab vedotin is werkzaam gebleken als monotherapie bij sterk voorbehandelde hodgkinlymfoompatiënten bij wie zelfs complete remissies zijn bereikt en de algehele overleving werd verlengd. Toekomstige studies zijn er mede op gericht om brentuximab vedotin in eerdere behandellijnen te combineren met andere therapieën bij CD30-positieve lymfomen ter verbetering van de uitkomt. Brentuximab vedotin kan ook als monotherapie bij CD30-positieve lymfomen worden toegepast, daar waar geen standaardtherapie meer voor handen is of waar standaardtherapie te toxisch wordt bevonden.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:138–47)

Lees verder

MURANO-studie: venetoclax voor patiënten met recidief of refractaire CLL

NTVH - 2015, nummer 3, april 2015

prof. dr. A.P. Kater , dr. M.D. Levin , dr. S. Kersting , dr. M.E.D. Chamuleau , dr. P.J. Lugtenburg , dr. M. Nijland , dr. O. de Weerdt , prof. dr. J.H. Veelken , dr. R.A.P. Raymakers , dr. R.J.W. van Kampen , dr. J. Regelink , dr. M.R. Nijziel , dr. R. Leys , dr. M.R. Schaafsma

Samenvatting

Met de toevoeging van een anti-CD20-antistof aan chemotherapie is de overleving van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) verbeterd, maar zeker de subgroep van patiënten met een deletie 17p en/of een p53- mutatie heeft een sterk verminderde respons. De veelbelovende werking van ibrutinib en idelalisib voor patiënten met CLL heeft de behandeling met name voor de laatste groep sterk verbeterd, maar de langetermijnuitkomst is onzeker door bijwerkingen en mogelijk selectie van resistente klonen. Venetoclax (ook wel GDC-199 of ABT-199) is een selectieve orale Bcl-2-remmer, die in een fase 2-studie bij patiënten met een prognostisch ongunstige CLL een respons van 78% liet zien. De voornaamste bijwerking bij de eerste patiënten die met venetoclax werden behandeld, was een ernstig tumorlysissyndroom, wat na de aanpassing van de startdoseringen (verplichte oplopende titratie in de loop van weken), vrijwel niet meer voorkomt. De MURANO-studie vergelijkt rituximab-venetoclax met rituximab-bendamustine bij patiënten met een recidief of refractaire CLL (na 1–3 voorgaande behandelingen) en zal in 14 centra in Nederland worden uitgevoerd. Het primaire eindpunt is progressievrije overleving.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:100–3)

Lees verder

De consequenties van de genetische variatie van het diffuus grootcellig B-cellymfoom voor het klinische beleid

NTVH - 2014, nummer 8, december 2014

dr. M.E.D. Chamuleau , prof. dr. D. de Jong , prof. dr. P.M. Kluin , dr. P.J. Lugtenburg , prof. dr. M.J. Kersten , prof. dr. J.H. Veelken , dr. G.W. van Imhoff

Samenvatting

Het diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) is een heterogene ziekte. Er zijn onderliggende genetische variaties bekend die gecorreleerd zijn met verschillende genezingspercentages op standaard eerstelijnstherapie met R-CHOP. Twee belangrijke genetische variaties worden in dit artikel besproken. Eerst wordt het ‘cell of origin’-concept toegelicht. Dit is het concept waarbij DLBCL wordt onderverdeeld op basis van het celtype waaruit het lymfoom ontstaat of waaraan het is gerelateerd (ABC- of GCB-subtype). Patiënten met een GCB-subtype DLBCL hebben na eerstelijnstherapie met R-CHOP een betere prognose dan patiënten met een ABC-subtype DLBCL. Daarnaast is de aanwezigheid van een MYC-translocatie een belangrijke negatieve prognostische factor. De bepaling van deze genetische verschillen zal binnenkort de behandeling van patiënten met een nieuw gediagnosticeerd DLBCL gaan beïnvloeden.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:347–53)

Lees verder

Aanbevelingen voor de standaardisatie van aanvraag, uitvoering en verslaglegging van CT-beeldvorming in het kader van FDG-PET/ CT-onderzoeken bij patiënten met een maligne lymfoom

NTVH - , nummer ,

dr. R.A.J. Nievelstein , dr. C. Schaefer-Prokop , drs. B.G.F. Heggelman , prof. dr. R. Boellaard , dr. P.J. Lugtenburg , dr. J.M. Zijlstra

Samenvatting

Vanuit de HOVON-werkgroep Imaging, waarin hematologen, nucleair geneeskundigen, radiologen en klinisch fysici zitting hebben, is een aanbeveling gedaan voor de standaardisatie van computertomografi e (CT) als onderdeel van positronemissietomografi e (PET)/CT-beeldvorming bij patiënten met een maligne lymfoom. Het doel van deze aanbeveling is de kwaliteit van multicentrumonderzoek te optimaliseren door het minimaliseren van de verschillen in aanvraag, acquisitie en verslaglegging. Tevens is hierbij rekening gehouden met het minimaliseren van de stralingsbelasting van de patiënt. In het geval van een diagnostische CT wordt aanbevolen om voor de standaard axiale reconstructies van hals, thorax en abdomen een coupedikte van 3-5 mm te nemen. Een goede aanvraag met adequate klinische informatie is van essentieel belang voor de juiste uitvoering van het PET/CT-onderzoek en voor een duidelijke verslaglegging.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:15-24)

Lees verder