Met de komst van doelgerichte therapieën neemt het belang van moleculaire diagnostiek bij chronisch lymfatische leukemie (CLL)-patiënten toe. Door het identificeren van CLL-subgroepen op basis van moleculaire verschillen kunnen diverse nieuwe behandelopties optimaal worden ingezet, waardoor er bij specifieke patiëntgroepen ook kan worden gekozen voor chemotherapievrije regimes. Prof. dr. Arnon Kater bespreekt de invloed hiervan op de dagelijkse klinische praktijk, terwijl prof. dr. Ton Langerak ingaat op een specifieke subgroep binnen CLL, namelijk subset #2.