Editor’s Pick mantelcellymfoom: niet te missen recente literatuur

oktober 2022 Editor's pick Diverse hematologen

Namens de NTVH-literatuurcommissie: D. Claushuis, E. Molendijk, T. Grob, E. Hesius, L. Falke, T. Flinsenberg en M. Bosch

“In één oogopslag op de hoogte, met deze selectie van klinisch relevante literatuur van de laatste twee jaar”

Eerstelijnstherapie

1. Ibrutinib plus bendamustine en rituximab bij onbehandeld mantelcellymfoom

Wang ML, et al. N Engl J Med. 2022

Ibrutinib, een Bruton’s tyrosine kinase (BTK)-remmer, heeft mogelijk klinisch voordeel wanneer het wordt toegediend in combinatie met bendamustine en rituximab en gevolgd door rituximab onderhoudstherapie bij oudere patiënten met onbehandeld mantelcellymfoom (MCL).

In deze studie kregen 523 patiënten (leeftijd: 65 jaar of ouder) willekeurig ibrutinib (n=261; 560 mg, eenmaal daags oraal tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxische effecten) of placebo (n=262) toegediend. Aanvullend kregen patiënten zes cycli toegediend van bendamustine (90 mg per m² lichaamsoppervlak) met rituximab (375 mg per m²). Patiënten met een objectieve respons (volledige of gedeeltelijke respons) kregen een onderhoudstherapie met rituximab, toegediend om de 8 weken gedurende maximaal 12 extra doses.

Ibrutinib-behandeling in combinatie met standaard chemo-immunotherapie verlengde de progressievrije overleving aanzienlijk (80,6 versus 52,9 maanden na een mediane follow-up van 84,7 maanden). De hazard ratio voor ziekteprogressie of overlijden was 0,75 (95%-BI: 0,59-0,96; p=0,01). Een complete respons werd gezien bij 65,5% van de patiënten in de ibrutinib-groep ten opzichte van 57,6% van de placebogroep (p=0,06). Het veiligheidsprofiel van de gecombineerde therapie kwam overeen met de bekende profielen van de afzonderlijke geneesmiddelen

Bekijk paper

2. Bortezomib-onderhoud na R-CHOP, cytarabine en autologe stamceltransplantatie bij nieuw gediagnosticeerde patiënten met mantelcellymfoom – resultaten van een HOVON gerandomiseerde fase II-studie

Doorduijn JK, et al. Br J Haematol. 2020

Rituximab-bevattende inductie gevolgd door autologe stamceltransplantatie (ASCT) is de standaard eerstelijnsbehandeling voor jonge patiënten met mantelcellymfoom (MCL). De meeste patiënten hervallen echter na ASCT. In deze gerandomiseerde fase II-studie werd het resultaat van een chemo-immunoregime en ASCT met of zonder onderhoudstherapie met bortezomib onderzocht.

De inductie bestond uit drie cycli R-CHOP (rituximab, cyclofosfamide, doxorubicine, vincristine, prednison), twee cycli hooggedoseerde cytarabine, BEAM (carmustine, etoposide, cytarabine, melphalan) en ASCT. Patiënten met respons (volgens de Cheson-criteria van 1999) werden gerandomiseerd verdeeld over bortezomib-onderhoud (1,3 mg/m² intraveneus eenmaal per 2 weken, gedurende 2 jaar) en observatie. Van de 135 in aanmerking komende patiënten gingen er 115 (85%) over tot ASCT, 60 (44%) werden gerandomiseerd.

Bij een mediane follow-up van 77,5 maanden voor nog in leven zijnde patiënten was de 5-jaars gebeurtenisvrije overleving (‘event-free survival’, EFS) 51% (95%-BI: 42-59%); de 5-jaars algehele overleving (‘overall survival’, OS) was 73% (95%-BI: 65-80%). De mediane follow-up van nog in leven zijnde gerandomiseerde patiënten was 71,5 maanden. Patiënten met bortezomib-onderhoud hadden een 5-jaars EFS van 63% (95%-BI: 44-78%) en 5-jaars OS van 90% (95%-BI: 72-97%). De patiënten die werden gerandomiseerd naar observatie hadden 5-jaars PFS van 60% (95%-BI: 40-75%) en OS van 90% (95%-BI: 72-97%).

De auteurs concluderen dat in deze studie geen aanwijzingen werden gevonden voor een positief effect van bortezomib-onderhoud na ASCT.

Bekijk paper

3. Bendamustine en rituximab als inductietherapie bij patiënten met mantelcellymfoom die (niet) voor transplantatie in aanmerking komen

Villa D, et al. Blood Adv. 2020

Rituximab-bevattende chemotherapieregimes vormen de standaard eerstelijnstherapie voor mantelcellymfoom (MCL). Sinds juni 2013 zijn 190 patiënten ≥18 jaar met MCL in British Columbia behandeld met bendamustine en rituximab (BR). De uitkomsten van deze patiënten werden vergeleken met een historisch cohort van 248 patiënten die werden behandeld met rituximab, cyclofosfamide, doxorubicine, vincristine en prednison (R-CHOP; in de periode januari 2003 tot mei 2013).

In het hele cohort was behandeling met BR geassocieerd met significante verbeteringen in progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS; 3-jaars PFS: 66% BR versus 51% R-CHOP; p=0,003), maar niet de algehele overleving (‘overall survival’, OS; 3-jaars OS: 73% BR versus 66% R-CHOP; p=0,054) vergeleken met R-CHOP. Dit was tevens het geval bij patiënten ouder dan 65 jaar (3-jaars PFS: 56% BR versus 35% R-CHOP; p=0,001; 3-jaars OS: 64% BR versus 55% R-CHOP; p=0,063).

Uitkomsten bij getransplanteerde patiënten waren niet statistisch significant verschillend (3-jaars PFS: 85% BR versus 76% R-CHOP; p=0,135; 3-jaars OS: 90% BR versus 88% R-CHOP, p=0,305), hoewel in multivariate analyses behandeling met BR geassocieerd was met verbeterde PFS (hazard ratio [95%-BI]: 0,40 [0,17-0,94]; p=0,036) maar niet met OS.

De auteurs concluderen dat BR een effectieve eerstelijnsoptie is voor de meeste patiënten met MCL, maar dat de resultaten suboptimaal zijn voor patiënten met hoogrisico kenmerken. Verdere studies waarbij nieuwe middelen worden geïntegreerd zijn gerechtvaardigd.

Bekijk paper

R/R therapie

4. Zanubrutinib in recidief/refractair mantelcellymfoom: lange termijn werkzaamheids- en veiligheidsresultaten uit een fase II-studie.

Song Y, et al. Blood. 2022

Toediening van Bruton tyrosine kinase (BTK)-remmers is een gevestigde behandeling bij recidief/refractair (R/R) mantelcellymfoom (MCL). Zanubrutinib is een hoogselectieve BTK-remmer en is goedgekeurd voor gebruik bij patiënten met MCL die ≥1 eerdere behandeling hebben ondergaan.

Deze paper beschrijft de langetermijnveiligheids- en werkzaamheidsresultaten van een multicenter, open-label, fase II-registratiestudie met zanubrutinib. Patiënten (n=86) ontvingen tweemaal daags oraal 160 mg zanubrutinib. Het primaire eindpunt was het algehele responspercentage (‘overall response rate’, ORR) beoordeeld volgens Lugano 2014.

Na een mediane follow-upperiode van 35,3 maanden was de ORR 83,7%, met een complete respons (CR) van 77,9%; de mediane duur van de respons werd niet bereikt. De mediane progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) was 33,0 maanden (95%-BI: 19,4-niet schatbaar). De 36-maanden PFS en het percentage algehele overleving (‘overall survival’, OS) waren respectievelijk 47,6% (95%-BI: 36,2-58,1) en 74,8% (95%-BI: 63,7-83,0). Het veiligheidsprofiel was grotendeels onveranderd gedurende de verlengde follow-upperiode.

Na de verlengde follow-up vertoonde behandeling met zanubrutinib duurzame responsen en een gunstig veiligheidsprofiel in R/R MCL.

Bekijk paper

5. Ibrutinib voor mantelcellymfoom bij eerste recidief: een ‘real world’-analyse van uitkomsten bij 211 patiënten in het Verenigd Koninkrijk

McCulloch R, et al. Br J Haematol. 2021

Ibrutinib is een gevestigde behandeling voor recidief/refractair (R/R) mantelcellymfoom (MCL) en data uit klinische studies steunt het gebruik in de tweede lijn vergeleken met later recidief. In deze studie werden de uitkomsten en verdraagbaarheid voor ibrutinib bij toediening in de tweede lijn in een ‘real world’-setting onderzocht. Deze multicenter, retrospectieve analyse omvatte 211 R/R MCL-patiënten met een mediane leeftijd van 73 jaar, die ibrutinib ontvingen als behandeling in de tweede lijn binnen het gezondheidszorgsysteem van het Verenigd Koninkrijk.

De algehele respons op ibrutinib was 69% en de complete respons was 27%. De mediane progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) was 17,8 maanden (95%-BI: 13,1-22,2) en de mediane algehele overleving was 23,9 maanden (95%-BI: 15,0-32,8). Geneesmiddelgerelateerde bijwerkingen leidden tot een dosisreductie bij 10% van de patiënten en tot stopzetting van de behandeling bij 5% van de patiënten.

Van de patiënten met progressieve ziekte, wat het geval was bij 100 van de 152 patiënten die stopten met ibrutinib, ontving 43% verdere systemische behandeling. De toediening van rituximab, bendamustine en cytarabine (R-BAC) na ibrutinib vertoonde een trend richting verbeterde overleving vergeleken met alternatieve systemische behandelingen (algehele overleving: 14,0 maanden [95%-BI: 8,1-19,8] versus 3,6 maanden [95%-BI: 2,6-4,5]; p=0,06).

Volgens de onderzoekers bevestigt deze studie het klinische voordeel en de goede verdraagzaamheid van ibrutinib bij een eerste recidief in een ‘real world’-populatie. Patiënten die progressie ervaarden op ibrutinib vertoonden beperkte overleving maar de uitkomsten met R-BAC in geselecteerde patiënten waren veelbelovend.

Bekijk paper

6. Ibrutinib verbetert overleving vergeleken met chemotherapie in mantelcellymfoom met recidief in het centraal zenuwstelsel

Rusconi C, et al. Blood. 2022

Recidief in het centraal zenuwstelsel (‘central nervous system’, CNS) bij mantelcellymfoom (MCL) is een zeldzaam fenomeen met een sombere prognose, waar geen standaardbehandeling voor bestaat. Aangezien de Bruton tyrosine kinase (BTK)-remmer ibrutinib effectief is in recidief/refractair (R/R) MCL en het de bloed-breinbarrière (BBB) penetreert werd een multicenter, retrospectieve, internationale studie opgezet om het effect van behandeling met ibrutinib versus chemotherapie te onderzoeken.

In deze observationele studie werden MCL-patiënten geïncludeerd met betrokkenheid van het CNS bij recidief die op het CNS-gerichte behandeling ondergingen tussen 2000-2019 (n=88 patiënten; mediane leeftijd: 65 jaar; 76% man). De mediane tijd tussen diagnose van lymfoom en CNS-recidief was 16 maanden (bereik: 1-122).

Patiënten werden behandeld met ibrutinib (n=29), BBB-penetrerende chemotherapie zoals methotrexaat en/of cytarabine (n=29; BBB-cohort) of met diverse behandelingen (n=30). Zowel de mediane algehele overleving (‘overall survival’, OS; 16,8 versus 4,4 maanden; p=0,007) als mediane progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS; 13,1 versus 3,0 maanden; p=0,009) waren superieur in het ibrutinib-cohort vergeleken met het BBB-cohort. Daarnaast bleek dat ibrutinib-behandeling de sterkste onafhankelijke positieve factor was voor beide de OS (HR [95%-BI]: 6,8 [2,2-21,3]; p<0,0001) en PFS (HR [95%-BI]: 4,6 [1,7-12,5]; p=0,002), gevolgd door CNS ziekteprogressie > 24 maanden van de eerste MCL-diagnose (HR [95%-BI] voor sterfte: 2,4 [1,1-5,3]; p=0,026; HR [95%-BI] voor sterfte of progressie: 2,3 [1,1-4,6]; p=0,023). De toevoeging van intrathecale chemotherapie aan systemische CNS-gerichte behandeling was niet geassocieerd met superieure OS (p=0,502), net als de morfologische variant (klassiek versus anderen; p=0,118).

In deze studie was ibrutinib geassocieerd met superieure overleving vergeleken met BBB-penetrerende chemotherapie in patiënten met CNS-recidief van MCL. Ibrutinib zou daarom volgens de onderzoekers moeten worden beschouwd als behandelingsoptie.

Bekijk paper

SCT

7. ASTCT, CIBMTR en EBMT-aanbevelingen voor de klinische praktijk voor transplantatie en cellulaire behandelingen in mantelcellymfoom

Munshi PN, et al. Bone Marrow Transplant. 2021

Autologe (auto-) of allogene (allo-) hematopoïetische celtransplantatie (HCT) zijn geaccepteerde behandelingsmodaliteiten voor mantelcellymfoom (MCL). Recent is het gebruik van chimere antigeenreceptor (CAR)-T-cellen goedgekeurd voor MCL. De ASTCT, CIBMTR en EBMT zijn samengekomen om consensusaanbevelingen te formuleren voor de rol, timing en volgorde van auto-, allo-HCT en CAR-T-cellbehandeling voor patiënten met recent gediagnosticeerd en recidief/refractair (R/R) MCL.

In totaal werden 17 consensusstellingen gegenereerd volgens de RAND-gemodificeerde Delphi-methode. In de eerstelijnssetting is auto-HCT-consolidatie de zorgstandaard bij in aanmerking komende patiënten, terwijl er geen duidelijke rol is voor allo-HCT of CAR-T-celbehandeling buiten klinische studies. In de R/R-setting is de voorkeursoptie CAR-T-celbehandeling, vooral in MCL-patiënten die niet reageren op of intolerant zijn tegen ten minste één Bruton tyrosine kinase-remmer. Allo-HCT wordt aanbevolen als CAR-T-celbehandeling is gefaald of niet haalbaar is.

Bekijk paper

8. Allogene stamceltransplantatie in patiënten met mantelcellymfoom: resultaten van de MANTLE-FIRST-studie namens Fondazione Italiana Linfomi

Arcari A, et al. Leuk Lymphoma 2021

De rol van allogene stamceltransplantatie (allo-SCT) in mantelcellymfoom (MCL) is onzeker, des te meer in het tijdperk van Bruton tyrosine kinase (BTK)-remmers en chimere antigeenreceptor(CAR)-T-cellen. In deze retrospectieve analyse werden 55 patiënten geïncludeerd die allo-SCT ondergingen voor recidief/refractair (R/R) MCL na rituximab en hoge-dosis cytarabine binnen het MANTEL-FIRST-project.

Met een mediane follow-upperiode van 3,7 jaar, waren non-recidief mortaliteit (NRM), progressievrije overleving en algehele overleving respectievelijk 23%, 53% en 56%. De NRM was significant hoger in het geval van acute graft-versus-host-ziekte, >2 eerdere behandelingslijnen en bij een leeftijd >60 jaar. De uitkomsten waren vergelijkbaar voor patiënten met vroege (≤24 maanden) en late ziekteprogressie. Het gebruik van BTK-remmers als overbrugging tot allo-SCT verhoogde de toxiciteit niet en zorgde voor goede ziektecontrole.

Deze ‘real-life’ ervaring van de onderzoekers bevestigt dat allo-SCT nog steeds een optie is bij MCL-patiënten, zeker als ze jong en vroeg-recidief zijn.

Bekijk paper

CAR-T

9. Drie-jarige follow-up van KTE-X19 in patiënten met recidief/refractair mantelcellymfoom, inclusief hoogrisico subgroepen, in de ZUMA-2-studie

Wang M, et al. J Clin Oncol. 2022

Deze studie rapporteert de uitkomsten van de ZUMA-2-studie na een 3-jarige follow-upperiode, inclusief subgroepanalyse op basis van eerdere behandeling (bendamustine en een Bruton tyrosine kinase [BTK]-remmer) of hoogrisico karakteristieken. Patiënten (n=68) met recidief/refractair (R/R) mantelcellymfoom (MCL; 1 tot 5 eerdere behandelingen, inclusief eerdere BTK-blootstelling) ontvingen een enkele infusie van Brexucabtagene autoleucel (KTE-X19; 2*106 CAR-T-cellen/kg).

Na een mediane follow-upperiode van 35,6 maanden was het objectief responspercentage 91% (95%-BI: 81,8-96,7) met 68% complete responses (95%-BI: 55,2-78,5). Mediane responsduur, progressievrije overleving en algehele overleving waren respectievelijk 28,2 (95%-BI: 13,5-47,1), 25,8 (95%-BI: 9,6-47,6) en 46,6 maanden (95%-BI: 24,9-niet schatbaar).

Post-hocanalyses toonden dat het objectief responspercentage en het lopende responspercentage consistent waren tussen vooraf gespecificeerde subgroepen op basis van eerdere blootstelling aan BTK-remmers of hoog-risico karakteristieken. In een verkennende analyse bleken patiënten die eerder behandeld waren met bendamustine baat te hebben bij KTE-X19-behandeling, maar vertoonden een trend richting verzwakte T-cel-functionaliteit, met meer impact van bendamustine wanneer gegeven binnen 6 versus 12 maanden sinds leukaferese.

Translationele beoordelingen onthulden associaties met lange termijn voordelen van KTE-X19, inclusief CAR-T-celexpansie met een hoge piek in responders en de voorspellende waarde van minimale restziekte voor recidief.

Daarmee concluderen de onderzoekers dat deze data suggereren dat KTE-X19 duurzame en lange termijn responses induceert met hanteerbare veiligheid in patiënten met recidief/refractair MCL en ook patiënten met hoogrisico karakteristieken ten goede zou kunnen komen.

Bekijk paper

10. Een nieuwe koers bij ongeneeslijke lymfomen: CAR-T-cellen voor mantelcel- en folliculair lymfoom

Jacobson CA, et al. Blood Adv. 2020

Chimere antigeenreceptor (CAR)-T-celbehandeling gericht op CD19 heeft de natuurlijke geschiedenis van recidief/refractair (R/R) B-cel acute lymfoblastische leukemie en agressieve B-cel non-Hodgkin lymfoom getransformeerd. Gebaseerd op deze resultaten zijn CD19-CAR-T-cellen getest in grotendeels ongeneeslijke lymfomen, inclusief mantelcellymfoom (MCL), folliculair lymfoom en marginale-zonelymfoom met veelbelovende vroege resultaten die de vraag oproepen of deze cellulaire immunotherapie genezend potentieel heeft en de natuurlijke geschiedenis van deze ziekten kan veranderen. Deze review beschouwt resultaten en deze hypothese.

Bekijk paper

Prognostische markers/MRD

11. Nauwkeurige en kinetische MRD-analyse van de Fondazione Italiana Linfomi MCL0208 fase III-studie in mantelcellymfoom

Ferrero S, et al. Blood. 2022

Minimale restziekte (‘minimal residual disease’, MRD)-analyse is een bekend voorspellend hulpmiddel bij mantelcellymfoom (MCL). In deze studie worden de MRD-resultaten beschreven van de klinische prospectieve MCL0208 Fondazione Italiana Linfomi fase III-studie naar lenalidomide (LEN)-onderhoud versus observatie na autologe stamceltransplantatie (ASCT). De onderzoekers analyseerden 234 patiënten en 4351 analytische bevindingen van 10 tijdspunten.

ASCT induceerde in hoge mate moleculaire remissie (91% in perifeer bloed [PB] en 83% in beenmerg [BM] volgens kwantitatief ‘real-time’ PCR [RQ-PCR]). Het aantal patiënten met aanhoudende klinische en moleculaire remissie verminderde na verloop van tijd in beide studie-armen (tot 30% na 36 maanden). MRD voorspelde vroege progressie en langetermijnuitkomsten, in het bijzonder vanaf 6 maanden na ASCT (6-maandse tijd tot progressie (TTP); hazard ratio: 3,83; p<0,001).

Om de MRD-prestatie te verbeteren ontwikkelden de onderzoekers een kinetisch model dat varieert over tijd gebaseerd op regelmatig geüpdatete MRD-resultaten en de MIPI-index (‘Mantle Cell Lymphoma International Prognostic Index’). MRD is volgens de onderzoekers een krachtige voorspeller voor de gehele natuurlijke geschiedenis van MCL en is geschikt voor modellen met continue aanpassing van het risico van de patiënt.

Bekijk paper

Review

12. Mantelcellymfoom

Armitage JO, et al. N Engl J Med. 2022

Pathologen zijn al jaren op de hoogte van een lymfoom bestaande uit kleine lymfocyten die niet in de bestaande classificaties past. Vroege namen die werden voorgesteld voor dit lymfoom met een diffuus groeipatroon waren intermediair lymfocytisch lymfoom en centrocytisch lymfoom. Deze review beschrijft onder andere de geschiedenis rondom de pathologische ontrafeling en naamgeving van mantelcellymfoom (MCL).

Initiële studies naar overleving van patiënten die behandeld werden voor MCL vertoonden een slechte uitkomst na standaard chemotherapie met cyclofosfamide, vincristine en prednison (CVP) en cyclofosfamide, doxorubicine, vincristine en prednison (CHOP) met een mediane overleving van ongeveer 3 jaar. Langetermijn ziektevrije overleving was zeldzaam. Echter, met de ontwikkeling van rituximab en behandelingsregimes specifiek voor deze aandoening is de overleving inmiddels verbeterd.

Bekijk paper

13. Mantelcellymfoombehandelingsopties voor oudere/niet-fitte patiënten: een systematische review

Alnassfan T, et al. EJHaem. 2021

Mantelcellymfoom (MCL) is een zeldzame B-cel non-Hodgkin lymfoom (NHL) die agressief en ongeneeslijk is met de huidige behandelingen. MCL komt daarnaast vooral voor in oudere patiënten met comorbiditeiten, waardoor intensieve behandelingsopties zoals allogene stamceltransplantatie (allo-SCT) niet haalbaar zijn. Nieuwe behandelingsopties zijn in opkomst voor deze oudere/niet-fitte behandelingsgroep.

In deze systematische review werd gepoogd te bepalen of deze nieuwe behandelingsopties toegevoegde waarde bieden bovenop de bestaande aanbevolen behandeling. R-CHOP, ibrutinib en bendamustine plus rituximab (BR) werden meegenomen in deze statistische analyse. Alle drie behandelingen waren effectief in het verlengen van de algehele overleving en progressievrije overleving bij oudere/niet-fitte patiënten met MCL. Geen van de behandelingen resulteerde in een significante toename in de algehele overleving vergeleken met R-CHOP. Daarnaast had R-CHOP een beter bijwerkingenprofiel in vergelijking met ibrutinib en BR.

De auteurs concluderen dat behandeling van oudere/niet-fitte patiënten met MCL nog steeds voor een onvervulde klinische behoefte zorgt. Ze suggereren dat, buiten klinische studies, R-CHOP nog steeds de te aanbevolen eerstelijnsbehandeling moet blijven voor deze patiëntengroep.

Bekijk paper

14. Hoog-risico mantelcellymfoom: definitie, huidige uitdagingen en management

Jain P, et al. J Clin Oncol. 2020

Het veld rondom mantelcellymfoom (MCL) is een transformatie aan het ondergaan, zowel wat betreft het begrip van de onderliggende pathobiologie en prognostische factoren als wat betreft nieuwe behandelingen.

De behandelingsbenaderingen bij MCL evolueren geleidelijk van volledige afhankelijkheid van chemo-immunotherapie tot het incorporeren van hoogeffectieve non-chemotherapeutische gerichte behandelingen (zoals ibrutinib, acalabrutinib, zanubrutinib en venetoclax). Recent heeft de FDA de anti-CD19 chimere antigeenreceptor (CAR)-T-celbehandeling brexucabtagene autoleucel (KTE-X19) goedgekeurd. Voor patiënten die refractair zijn voor nieuwere behandelingen zijn er echter geen gevestigde effectieve therapieën, en ze vertonen slechte uitkomsten (mediane overleving: 3-10 maanden), en representeren een urgente en onvervulde klinische behoefte.

In deze review proberen de auteurs inzicht te geven in het klinische management van hoogrisico MCL.

Bekijk paper

15. Therapeutische opties voor recidief/refractair mantelcellymfoom

Eyre TA, et al. Blood. 2022

Mantelcellymfoom (MCL) is een zeldzaam subtype van non-Hodgkinlymfoom waarbij immunochemotherapie, met of zonder hoge-dosis therapie, en autologe stamceltransplantatie de standaard eerstelijnsbehandelingen blijven. Ondanks de werkzaamheid van deze behandelingen ondergaan patiënten onvermijdelijk recidief en hebben ze wederom behandeling nodig. In deze review worden behandelingsbenaderingen voor recidief MCL besproken.

De uitkomsten van patiënten met progressie op Bruton tyrosine kinase (BTK)-remmers worden besproken en de mechanismen van covalente BTK-remmer-resistentie en behandelingsopties na covalente behandeling met BTK-remmers worden beschreven. Opties in deze setting zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van behandelingen, de voorkeur van de patiënt en arts en de leeftijd en comorbiditeiten van de patiënt.

De auteurs bespreken daarnaast de snelle recente ontwikkeling van anti-CD19 chimere antigeenreceptor (CAR)-T-celbehandeling en de inzetbaarheid van allogene stamceltransplantatie en nieuwe behandelingen, zoals niet-covalente, reversibele BTK-remmers, ROR1-antilichaam-geneesmiddelconjugaten en bispecifieke antilichamen.

Bekijk paper