Extra medicatie na operatie levert vaak weinig behandelvoordelen op voor kankerpatiënten

oktober 2025 Actueel Willem Van Altena
Multicolor vitamins and supplements on bright paper background. Concept for a healthy dietary supplementation. Close up.

Steeds meer mensen met kanker krijgen na een operatie extra medicatie, terwijl dat voor velen geen bewezen voordeel oplevert. Volgens een nieuw rapport van het Zorginstituut Nederland krijgen veel patiënten mogelijk onnodige of te lange (neo)adjuvante behandelingen, met risico op bijwerkingen en hoge maatschappelijke kosten.

Beloftes

De zorgorganisatie stelt dat aanvullende therapieën na een succesvolle operatie lang niet altijd de overlevingskansen verbeteren. Toch worden steeds meer nieuwe middelen toegelaten tot het basispakket, vaak op basis van tussentijdse onderzoeksresultaten. Het Zorginstituut wil dat fabrikanten voortaan beter aantonen welke patiënten werkelijk baat hebben bij deze medicijnen en dat beloftes over overlevingswinst later opnieuw worden getoetst zodra definitieve data beschikbaar zijn. Dat kan er volgens het instituut toe leiden dat bepaalde behandelingen hun vergoeding verliezen als de beloofde winst uitblijft.

NADINA-studie

Een belangrijk punt uit het rapport is dat de effectiviteit van behandelingen vóór en na een operatie apart moet worden onderzocht. Zo kan beter worden bepaald of nabehandeling nog nodig is, bijvoorbeeld na een succesvolle neoadjuvante immuuntherapie. Verschillende studies, waaronder de NADINA-studie uit het Antoni van Leeuwenhoek, wijzen erop dat de behandeling vóór de operatie soms al voldoende effect heeft.

Ook pleit het Zorginstituut voor meer doelmatigheidsonderzoek naar duur en dosis van therapieën, en voor helderdere communicatie richting patiënten. Kankerpatiënten in een vroeg stadium moeten samen met hun arts goed kunnen afwegen of de mogelijke baten van een aanvullende behandeling opwegen tegen de risico’s en de belasting die ermee gepaard gaat.

Bron

Rapport ‘Pakketbeheer (neo)adjuvante oncologische geneesmiddelen’, Zorginstituut Nederland.